Buitengewoon secundair onderwijs - Opleidingsvorm 3 - Algemene en sociale vorming - Vrijetijdsvaardigheden - Ontwikkelingsdoelen


9. Vrijetijdsvaardigheden

9.1 Algemene doelen

  1. De leerling beleeft plezier aan zijn vrije tijd en komt door vrijetijdsbesteding tot rust en ontspanning.

  2. De leerling verkent mogelijkheden om zijn vrije tijd op een aangename wijze in te vullen: alleen, in gezinsverband, met vrienden of in clubverband, actief of passief.

  3. De leerling kent het verschil tussen een vrijetijdsbesteding en een hobby en beseft dat een hobby meer inzet, volharding en tijd vraagt.

  4. De leerling onderzoekt de mogelijkheden om zijn vrijetijdsactiviteiten in clubverband uit te oefenen.

  5. De leerling beseft dat een engagement in een club, inzet en verplichtingen tegenover anderen meebrengt.

  6. De leerling vindt voldoening in het gezelschap, de vriendschap en de sociale ondersteuning die hij bij een vereniging ervaart.

  7. De leerling breidt zijn sociale contacten uit langs het verenigingsleven.

  8. De leerling kan een kritisch oordeel uitbrengen over een vrijetijdsbesteding op basis van een eenvoudige kosten-baten-inschatting. Kosten: benodigde inzet, voorbereiding of training, geld, tijdsinvestering. Baten: plezier, gezelschap en sociale contacten, prestige of aanzien, competentieverhoging of persoonlijke ontplooiing.

  9. De leerling maakt een bewuste en gevarieerde keuze binnen het hem bekende ontspanningsaanbod, met een gedoseerd evenwicht tussen actieve en passieve ontspanningsvormen.

  10. De leerling bereikt in zijn daginvulling een evenwicht tussen zijn vrijetijds- en andere bezigheden.

  11. De leerling verkent regelmatig nieuwe ontspanningsmogelijkheden.

9.2 Muzische vorming

9.2.1 Algemeen

  1. De leerling doet in verschillende contexten een grote verscheidenheid aan zintuiglijke indrukken op, die hij verwerkt en waarop hij reflecteert.

  2. De leerling werkt samen met anderen aan een muzisch werk.

  3. De leerling geeft weer wat hij voelt bij een muzische ervaring.

  4. De leerling maakt kennis met een grote verscheidenheid aan muzische uitingen.

  5. De leerling beoordeelt eigen en andermans muzisch werk op vooraf opgegeven aandachtspunten en brengt er verslag over uit.

  6. De leerling heeft aandacht voor het muzisch werk van anderen, waardeert het en formuleert er een kritisch oordeel over.

9.2.2 Beeld

  1. De leerling ontdekt een verscheidenheid aan grondstoffen en technieken en de gebruiksmogelijkheden ervan.

  2. De leerling kiest bij beeldend werken passende materialen en gereedschappen.

  3. De leerling gebruikt aangepaste technieken bij het beeldend werken.

  4. De leerling creëert zelf twee- of driedimensionaal beeldend werk.

  5. De leerling houdt bij het beeldend werken rekening met beeldaspecten zoals vorm, kleur en compositie.

9.2.3 Muziek en dans

Vrijetijdsvaardigheden die verband houden met muziek en dans zijn ook te realiseren in het leergebied “LO”. Daarom is het wenselijk ook ontwikkelingsdoelen te selecteren uit die rubriek.

  1. De leerling zingt eenvoudige liederen en voert eenvoudige muziekstukken uit, eventueel met zelf gevonden voorwerpen en met zelfgemaakte instrumenten.

  2. De leerling houdt bij het zingen en musiceren rekening met ritme, maat, tempo en volume.

  3. De leerling herkent verschillende soorten muziek en de sfeer die erdoor kan opgeroepen worden.

  4. De leerling gaat na waar en hoe hij verschillende soorten muziek kan beluisteren, huren of kopen.

9.2.4 Drama

Vrijetijdsvaardigheden die verband houden met drama zijn ook te realiseren in het leergebied “Taal”. Daarom is het wenselijk ook ontwikkelingsdoelen te selecteren uit die rubriek.

  1. De leerling uit zich verbaal en niet-verbaal (door mimiek, houding en gebaren) in een individueel spel of groepsspel.

  2. De leerling uit zijn verbale en niet-verbale mogelijkheden in een spel met anderen volgens opgegeven spelgegevens. Spelgegevens: rol (wie), handeling (wat), plaats (waar), tijd (wanneer).

  3. De leerling speelt in op wat medespelers aanbrengen en brengt zelf aan.

  4. De leerling herkent de structuur (begin, midden, einde) van een bestaand spel.

  5. De leerling kiest een bron die geschikt is om een spel vorm te geven. Bron: verhaal, tekst, foto, eigen gevoelens en ervaringen.

  6. De leerling geeft een eenvoudig rollenspel vorm volgens een eigen werkplan en kiest daarbij horende functionele middelen. Middelen: decor, rekwisieten, muziek, grime, kostuums, belichting.

9.2.5 Media

Vrijetijdsvaardigheden die verband houden met media zijn ook te realiseren in door middel van de ontwikkelingsdoelen uit de rubriek “burgerzin”. Daarom is het wenselijk ook hieruit ontwikkelingsdoelen te selecteren.

  1. De leerling gaat na in welke omstandigheden media kunnen worden ingeschakeld en maakt er in verschillende contexten gebruik van.

  2. De leerling werkt alleen of in groep scheppend met media.

9.3 Attitudes

  1. De leerling staat open voor nieuwe, hem niet bekende vrijetijdsuitingen en durft de stap zetten naar een verkenning ervan.

  2. De leerling staat open voor het verkennen van muzische uitingen in zijn omgeving en voor het ontdekken van de erdoor gecreëerde meerwaarde.

  3. De leerling durft zich creatief uitleven individueel en in groep.

  4. De leerling is bereid zich in te zetten, geduld te hebben en vol te houden om een gesteld doel betreffende zijn vrijetijdsbesteding te bereiken.

  5. De leerling heeft voldoende vertrouwen in zijn eigen expressiemogelijkheden.

  6. De leerling staat open voor en waardeert vrijetijdsvormen en muzische uitingen van anderen en andere culturen.

naar boven

Laatst gewijzigd op: 21/08/2018