Buitengewoon secundair onderwijs - Infomap - Deel 4: een blik op de praktijk

In dit deel van de informatiemap belichten we de praktijk. We beschrijven eerst beknopt hoe een school vorm kan geven aan de handelingsplanning. Dan volgt een voorbeeld van een uitgewerkt thema uit de klaspraktijk.

1. Handelingsplanning als motor van de school

In het buitengewoon bieden we onderwijs aan op maat van elke leerling. Dit wordt mogelijk gemaakt door handelingsplanning.

Handelingsplanning is het proces dat heel het onderwijs- en opvoedingsgebeuren in het buitengewoon onderwijs stuurt. Voor de theoretische achtergrond over handelingsplanning verwijzen we naar de publicatie van handelingsplanning tot handelingsplan.

Theoretisch wordt de handelingsplanning gevat in een cyclisch proces van 5 fasen. In de praktijk lopen deze fasen soms door mekaar of spelen ze zich gelijktijdig en op verschillende fronten af.

In wat volgt illustreren we hoe een school aan handelingsplanning kan doen. Dit betekent echter niet dat de handelingsplanning enkel en/ of steeds op deze manier kan of moet verlopen. Elke school kan immers, rekening houdende met de theoretische achtergrond, een eigen visie over handelingsplanning ontwikkelen en een eigen handelingsplanningsconcept uitbouwen. Elke school bepaalt zelf hoe ze haar eigen visie gestalte geeft door het uitschrijven of hanteren van een bepaald handelingsplanningsconcept.

1.1 Het bepalen van de beginsituatie met aandacht voor “dynamische diagnostiek”

Bij de start van het schooljaar brengt het schoolteam dat bestaat uit leerkrachten, maatschappelijk werker, paramedici, directie, technisch adviseur, hulpopvoedend personeel, de beginsituatie van elke leerling in kaart. Van de nieuwe leerlingen worden een aantal testen en proeven afgenomen. De taakverdeling en afspraken hierover zijn vastgelegd in het schoolwerkplan. Nuttige informatie wordt bij het intakegesprek genoteerd en wordt in de vorige school opgevraagd. Ook uit verslagen van het CLB worden belangrijke gegevens gehaald. De verpleegkundige screent het medisch dossier van de leerling en bundelt alle relevante informatie over het lichamelijke en/ of emotioneel functioneren van de leerling, om deze door te spelen aan alle betrokkenen. Indien nodig neemt de verpleegkundige, via de schoolarts, contact op met de behandelende medici, paramedici, therapeuten of met de ouders.

Voor de leerlingen die al op school waren geven leerkrachten en therapeuten hun bevindingen van het vorige schooljaar aan mekaar door. Dankzij het leerlingvolgsysteem zijn de leerlingenvorderingen overzichtelijk in kaart gebracht. Zo worden de leerlingengegevens efficiënt doorgegeven en gaat er geen belangrijke informatie over de leerlingen verloren, bij een leerkrachten- of therapeutenwissel.

1.2 Het selecteren van de doelen

Voor het selecteren van de doelen wordt er rekening gehouden met de criteria vermeld in de brochure “van handelingsplanning tot handelingsplan”.

Voor de geïntegreerde algemene vorming wordt er een keuze gemaakt uit de decretaal bepaalde ontwikkelingsdoelen. Voor de beroepsgerichte vorming heeft de school zelf ontwikkelingsdoelen geformuleerd, die het mogelijk maken om de competenties uit de opleidingsprofielen te realiseren. In het begin van het schooljaar wordt er voor elke leerling een keuze gemaakt. In de loop van het schooljaar wordt deze keuze bijgesteld en verfijnd. In het uitgewerkte praktijkvoorbeeld over “stage doen” maken we dit verder duidelijk.

1.3 De voorbereidingsfase

In het planningsconcept voorziet de school een langetermijnplanning. Hiervoor hebben de leden van het schoolteam een aantal thema’s opgelijst die ze met de leerlingen willen, moeten of kunnen behandelen. Deze lijst kwam tot stand in samenspraak met alle betrokkenen teamleden: ASV- en BGV- leerkrachten en paramedici.

Sommige thema’s zijn sterk gericht op het (nu en later) functioneren in de maatschappij of houden verband met inhouden uit de decretale ontwikkelingsdoelen, (vb. een thema dat verband houdt met gezondheidseducatie, burgerzin, milieueducatie). Andere thema’s ondersteunen de beroepsgerichte vorming en zijn geput uit de opleidingsprofielen voor de beroepsgerichte vorming.

Niet alle thema’s zijn gevat in een langetermijnplanning. Er wordt ruimte gelaten voor het uitwerken van actuele thema’s en onderwerpen die bepaalde leerlingen interesseren. Zo kunnen de leerlingen een eigen inbreng hebben in de inhouden die aan bod komen in de lessen. 

De langetermijnplanning wordt geconcretiseerd door een planning op kortere termijn. De opmaak van deze kortetermijnplanning gebeurt tijdens bijeenkomsten van de klassenraad. Op bepaalde tijdstippen in het schooljaar beraden de begeleidingsteams zich tijdens coördinatieklassenraden over de inhouden die in de volgende periode (één maand, twee maanden, trimester) aan bod zullen komen. Het begeleidingsteam kiest een onderwerp uit de vastgelegde themalijsten, of legt een nieuw thema vast. In het praktijkvoorbeeld dat verder wordt uitgewerkt, is het thema “stage doen” aan de orde.

1.4 De uitvoeringsfase

De uitvoeringsfase speelt zich grotendeels in de klas af. Details erover vindt u verderop, in het praktijkvoorbeeld over “stage doen”.

1.5 De evaluatiefase.

Na de afloop van het project wordt er een evaluatie gepland. Zowel de leerlingenvorderingen als het proces van de handelingsplanning worden geëvalueerd.

De leerlingenvorderingen worden genoteerd in vorderingsboekjes die deel uitmaken van het leerlingvolgsysteem. Meteen is er een nieuwe beginsituatie en kan het selecteren van ontwikkelingsdoelen en het kiezen of vastleggen van inhouden opnieuw beginnen.

Dankzij de evaluatie van de handelingsplanning van de voorgaande jaren heeft het schoolteam de werking kunnen optimaliseren. In het praktijkvoorbeeld wordt dit verder geïllustreerd.

2. Geïntegreerde algemene sociale vorming in de kwalificatiefase: de stage

In dit praktijkvoorbeeld nemen we je mee naar lessen geïntegreerde algemene sociale vorming in een pedagogische eenheid uit de kwalificatiefase waarin de komende stage wordt voorbereid. We zijn er ons van bewust dat ook de beroepsgerichte vorming een grote rol speelt bij de handelingsplanning over “stage doen”, maar dit aspect van de opleiding wordt in deze infomap niet uitvoerig belicht.

We laten je mee genieten van een aantal werksessies en klasmomenten. We verwijzen in dit praktijkvoorbeeld ook naar enkele aspecten van de handelingsplanning. Je zal merken dat in de praktijk, de fasen van de handelingsplanning door mekaar verlopen. Je zal zelf het verband tussen de verschillende fasen kunnen vaststellen.

2.1 Het schoolteam bereidt de stage voor

Het is eind februari. De leerlingen en het schoolteam van de kwalificatiefase zijn volop bezig met de voorbereiding van de stage.

Tijdens de stage oefenen de leerlingen, naast specifieke beroepsvaardigheden, ook een aantal sociaal-emotionele competenties en communicatievaardig-heden. Omdat het verwerven van vaardigheden en competenties veel oefening vraagt, wordt hieraan continu gewerkt. De school heeft een systeem ontwikkeld dat voor verschillende ontwikkelingsgebieden de vorderingen van de leerlingen in kaart brengt en de mogelijk te zetten stappen aangeeft.

Dankzij het leerlingvorderingensysteem brengt het schoolteam per leerling de reeds verworven vaardigheden en competenties in kaart. Zo is er een leerlingvorderingensysteem voor de sociaal-emotionele ontwikkeling, voor de ontwikkeling van de beroepsvaardigheden, de functionele taal- en reken-vaardigheden, de vrijetijdsvaardigheden, de motorische competenties, de gezondheids- en milieueducatie, de ontwikkeling van de burgerzin en functionele informatieverwerving en –verwerking (leren leren).

Vlak voor de kerstvakantie werden de laatste vorderingen besproken en geregistreerd tijdens een bijeenkomst van de klassenraad. Zo is er vlak voor de stage een voldoende actuele (begin)situatie in kaart gebracht.

Tijdens een bijeenkomst van de klassenraad spreken de leden van het schoolteam af hoe de voorbereiding op de stage zal verlopen. Op basis van de actuele beginsituatie en in functie van de op komst zijnde stage, selecteren de teamleden gepaste ontwikkelingsdoelen voor de betrokken leerlingen. Met de geselecteerde ontwikkelingsdoelen in hun achterhoofd bedenken de teamleden welke inhouden zij, naar aanleiding van de stage, kunnen koppelen aan de geselecteerde ontwikkelingsdoelen.

Voor de geïntegreerde algemene en sociale vorming zullen volgende onderwerpen aan bod komen:

  • Hoe bereik ik mijn stageplaats
  • Contactvaardigheden
  • Het stagereglement en het stagecontract
  • Een stageverslag maken
  • Zelfevaluatie van de stage
  • Loonberekening
  • Schrijven van een bedankbrief

Er wordt een taakverdeling afgesproken voor de aanmaak van eventuele hulpmiddelen, werkbladen, didactisch materiaal en voor het regelen van allerlei organisatorische afspraken. Per projectonderdeel worden er een aantal concrete doelen geformuleerd. De lijst met concrete doelen uit dit project en het verband met de ontwikkelingsdoelen vind je verderop in dit document.

Het verslag van de klassenraden maakt deel uit van het handelingsplan.

2.2 Aan het werk met de leerlingen

2.2.1 Hoe bereik ik mijn stageplaats?

Nadat de leerlingen samen met de werkplaatsleider en de stagementor een stageplaats hebben gezocht, wordt er een kennismaking met de stageplaats gepland. Er wordt van de leerlingen verwacht dat ze zelfstandig hun stageplaats kunnen vinden.

In een klassikale gespreksronde wordt besproken hoe de leerlingen dit zullen aanpakken. Charlotte herinnert zich dat ze vorig jaar haar stageplaats opzocht in een stratenatlas. Lesly weet dat ze de busuren opzocht in een busgids. Andy’s vader zorgde vorig jaar voor een zelfgetekend plannetje. Aziz kreeg veel hulp van het stagebedrijf. De stagementor bezorgde hem een wegbeschrijving met de noodzakelijke uitleg. Zo kwam hij te weten welke bussen het stagebedrijf bedienen, aan welke halte hij moest afstappen en om hoe laat de bussen aan het station vertrekken. Dit jaar wil Aziz zelf zo’n plannetje maken. Karim weet dat je hierover informatie kan opzoeken via het internet, maar hij weet absoluut niet hoe hij dit moet doen.

De leerlingen maken samen met de leerkracht een inventaris van de bronnen die hen kunnen helpen bij het situeren van hun stageplaats en het opzoeken van de vervoersmogelijkheden. Er wordt afgesproken welk materiaal de leerlingen en de leerkracht zullen meebrengen.

In de loop van hun schoolloopbaan hebben de leerlingen al vaker moeten opzoeken in trein- en busgidsen, in telefoongidsen en in stratenatlassen. Het opzoeken moet, in deze klas, niet meer systematisch worden aangeleerd. Om het opzoekwerk gestructureerd, maar toch zelfstandig te laten verlopen, stelde het leerkrachtenteam stappenplannen of werkwijzers op.

De leerlingen zoeken op in een stratenatlas, in bus- en treingidsen en in telefoongidsen. Ze telefoneren naar het infokantoor van De Lijn en De Spoorwegen. Selecties uit stratenplannen, trein- en bustabellen worden gefotokopieerd en met fluostift bewerkt. De leerlingen helpen mekaar of vragen hulp aan de leerkracht.

De leerlingen noteren hun gegevens overzichtelijk op een invulformulier. Het invulformulier is één van de hulpmiddelen om het opzoeken van de informatie te structureren en overzichtelijk te noteren. Achteraf is het een praktisch bruikbaar verplaatsingsplan.

De leerkracht toont aan de leerlingen hoe ze hun verplaatsingsplan kunnen opzoeken via het internet. Om het aanschouwelijk te maken bracht de leerkracht de multimediaprojector mee. De leerlingen volgen de klassikale instructie en oefenen stapsgewijs, in groepjes van 2 of 3 actief mee aan de beschikbare computers.

De leerkracht deelt na de demonstratie een zoekwijzer uit. De leerlingen kunnen hun opzoekwerk in de loop van de komende vrije werkmomenten uitvoeren, individueel zelfstandig, of met hulp op maat.

Als alle leerlingen hun verplaatsingsplan klaar hebben, wordt een klassikaal reflectiemoment ingebouwd. De leerlingen vertellen hoe ze tot het resultaat zijn gekomen, wat moeilijk was en wat vlot is verlopen.

Er wordt afgesproken dat de leerlingen hun zelfgemaakt verplaatsingsplan zullen uitproberen bij hun eerstkomend bezoek aan het stagebedrijf. Zo kunnen zij hun eigen plan evalueren.

2.2.2 Het stagecontract en het stagereglement

Sommige leerlingen zijn al klaar met hun verplaatsingsplan, sommige nog niet. Toch vraagt de leerkracht, tijdens het klassikaal instructiemoment, de aandacht voor het toelichten van het volgend werkthema “het stagecontract en het stagereglement”. Het schoolteam vindt het belangrijk dat de leerlingen goed op de hoogte zijn van hun rechten en plichten tijdens de stage, en dat ze goed beseffen waaronder ze hun handtekening zullen zetten.

Na een klassikale lezing van het stagecontract en het stagereglement kunnen de leerlingen zelfstandig, op eigen tempo en volgens aangepaste moeilijkheidsgraad, aan de slag. De leerlingen steken het meest op als ze zelf actief zijn. Daarom werd er gekozen voor actieve werkvormen. Het stagecontract en het stagereglement werden vertaald in actief zelfstandig te verwerken leerpakketten in 3 moeilijkheidsgraden. Via leeswijzers, vereenvoudigde teksten, concrete voorbeelden, invulzinnen, schrappen wat niet past-antwoorden, meerkeuzevragen, woord- en zinsuitleg, werd het stagereglement en het stagecontract verwerkt tot begrijpbare leerlingentaal.

De leerkracht overlegt met elke leerling over de keuze van het leerpakket dat zij in de vrije werkmomenten zullen verwerken.

Tijdens de vrije werkmomenten mogen de leerlingen zelfstandig aan het leerpakket werken. Ze kunnen mekaar helpen of hulp vragen aan de leerkracht. De leerlingen die nog niet klaar zijn met hun verplaatsingsplan, kunnen dit nog afwerken tijdens de vrije werkmomenten.

Een quiz op het einde van dit zelfstandig leerpakket laat toe te evalueren in welke mate de inhoud werd verwerkt. Een klassikaal gesprek over de manier van aanpak zorgt voor een reflectie op het leerproces. 

2.2.3 Communicatievaardigheden oefenen

Leerlingen uit de opleidingsvorm 3 hebben moeite met de sociale omgang op de werkvloer. De stagebegeleiders horen dit vaak wanneer ze op stagebezoek gaan. Daarom besteedt de school heel veel aandacht aan het ontwikkelen van de sociale en emotionele vaardigheden. Hiermee wordt al gestart in het observatiejaar. Een doordacht opgezet leerlingvorderingensysteem bewaakt de dynamiek hiervan. 

Het begeleidingsteam van de kwalificatiefase vindt het wenselijk dat er voor de aanvang van de stage expliciet aandacht besteed wordt aan het bespreken van bepaalde situaties. De ASV- en BGV- leerkrachten maakten samen een analyse van de situaties waarin de leerlingen tijdens de stage terecht kunnen komen. Het team kwam tot de volgende keuze:

  • Het eerste contact met het stagebedrijf: zichzelf voorstellen aan de directeur van het bedrijf en/ of aan de stagementor;
  • De eerste stagedag:
    • je weet nog niet precies wat je moet doen, waar je moet zijn, waar je werkpost is;
    • de stagementor stelt je voor aan de werknemers;
    • de werknemers komen kennis met je maken;
  • Uitleg vragen: hoe pak je dat aan?
  • Ziek zijn tijdens de stage: de stageplaats (en de school) verwittigen.
  • Een conflict tijdens de stage: hoe los je dit op?
  • De laatste stagedag: je neemt afscheid van je collega’s, de stagementor, de directie van het bedrijf.

Via rollenspelen worden de situaties in scène gebracht. De leerlingen leven zich in de voorgestelde situaties in. Ze zoeken de nodige attributen bij mekaar, richten de setting in en spelen hoe ze zullen reageren. De leerkracht speelt mee. Zo kan hij, via modelling, de leerlingen sturen.

Het spel wordt volgens een beurtrol vastgelegd op video. Aanvankelijk hebben de leerlingen wat cameravrees. Er wordt overeen gekomen dat er niet met mekaar gespot wordt, dat de videobeelden enkel voor de klas bestemd zijn en dat het toegelaten is om fouten maken. De leerkracht geeft de aanzet. Een vrijwilliger breekt het ijs. De leerlingen zijn overtuigd van hun rol en zetten zich voor 100 % in. De leerkracht bedankt de leerlingen voor hun inzet en feliciteert hen met hun durf.

De volgende lesmomenten worden besteed aan de bespreking van de videobeelden. Zo worden de leerlingen zich bewust van hun eigen gedrag. Door de positieve ingesteldheid, wordt er met veel respect naar mekaars inbreng gekeken en geluisterd. De betrokkenen doen eerst zelf suggesties voor verbetering, daarna wordt er geluisterd naar de suggesties van de klasgenoten.

Als afronding van dit gedeelte van het project, wordt met de leerlingen de aanpak geëvalueerd. Ze vertellen wat ze leuk of niet leuk vonden, en formuleren wat ze uit de rollenspelen hebben geleerd.

2.2.4 Een stageverslag maken

In veel werksituaties wordt van de werknemers verwacht dat ze voor zichzelf een eenvoudige administratie kunnen bijhouden. Zo moeten sommige werknemers bijvoorbeeld noteren wat ze gedaan hebben, welk materiaal ze gebruikt hebben, wanneer ze met hun werk begonnen zijn en wanneer ze gestopt zijn.

De ASV- leerkrachten hebben samen met de BGV- leerkrachten en de werkplaatsleider overlegd wat van een toekomstige werknemer minimaal kan verwacht worden op dit gebied.

De taalvaardigheden die ontwikkeld worden in dit projectonderdeel zijn niet enkel inzetbaar op de werkvloer. Ook voor het functioneren in de maatschappij moeten de leerlingen af en toe verslag over iets kunnen uitbrengen of eenvoudige aantekeningen maken. (vb. over hun gezondheidstoestand aan hun huisdokter, over mankementen aan hun huurhuis aan de huisbaas, …).

De teamleden zien het maken van een verslag ook als het ideale moment om na te denken over het gedane werk. Het begeleidingsteam kwam overeen dat volgende elementen zeker in het stageverslag zullen opgenomen worden:

  • datum;
  • begin- en einduur van de werktijd;
  • een opsomming van gedane taken;
  • een dagelijkse, wekelijkse en globale evaluatie van de gedane taken en van de sociale contacten.

Het schoolteam heeft zelf een model voor het stageverslagboek opgesteld. Het is tot stand gekomen na onderling overleg tussen alle betrokkenen en na evaluatie van het werken rond dit thema gedurende de voorgaande schooljaren. Het is identiek voor alle opleidingen van de OV3. Er werd gekozen voor het werken met invulformulieren. Om op het invulformulier de gedane taken juist te formuleren heeft elke BGV- leerkracht een lijst gemaakt met handelingen en/ of taken die normaliter aan bod kunnen komen tijdens de stage. Deze lijst verschilt van opleiding tot opleiding, soms ook van leerling tot leerling.

De ASV- leerkrachten checken in hun leerlingvorderingensysteem hoe het gesteld is met de rekenvaardigheden i.v.m. tijd en tijdsmaten. Ze gaan na welke leerlingen het uur nog niet kunnen noteren. Voor de leerlingen die moeite hebben met kloklezen wordt een individueel begeleidingsmoment voorzien. Er wordt nagegaan of die vaardigheid nog voor de aanvang van de stage kan getraind worden. Zoniet, dan wordt tijdens het individuele begeleidingmoment gezocht naar een specifieke oplossing voor het probleem.

De leerlingen die dit wensen kunnen hun stageverslag met de computer maken. De invulformulieren en takenlijsten zijn immers ook elektronisch beschikbaar op het schoolnetwerk. Bij het ontwerpen ervan is er gekozen voor een gebruiksvriendelijk formulier, zodat het elektronisch invullen voor de leerlingen haalbaar is.

Het invulformulier en de takenlijsten worden klassikaal overlopen en verduidelijkt waar nodig. De leerkracht maakt de leerlingen, via een demonstratie met de multimediaprojector, wegwijs in het elektronisch opmaken van het stageverslag. De leerlingen volgen actief mee. Ze voeren de handelingen stapsgewijs uit, in groepjes van twee tot drie leerlingen. Tijdens de komende individuele werkmomenten maken de leerlingen een verslag van een dag beroepspraktijk op school. De leerkracht biedt dan individuele ondersteuning aan de leerlingen en geeft individuele feedback.

2.2.5 Zelfevaluatie van de stage

De eerste les na de stage willen de leerlingen honderduit vertellen over hun stage. Ze wisselen ervaringen en bevindingen uit. Ze krijgen de kans om hun positieve en negatieve ervaringen te ventileren. De leerkracht leidt de gesprekken.

Na het eerste “uitblaasmoment” volgt de voorbereiding van de evaluatie die de BGV- leerkracht zal hebben met elke leerling afzonderlijk.

De evaluatie die de leerlingen elke dag maakten wordt nu gebruikt als uitgangspunt voor een globale zelfevaluatie. Deze globale zelfevaluatie wordt, in een gesprek met de BGV- leerkracht vergeleken met de evaluatie die de stagementor maakte. De werksessie in de ASV- les is bedoeld als eerste structurering van de bevindingen van de leerling. De ASV- en BGV- leerkrachten hebben een leidraad opgesteld die de leerling helpt bij het maken van een globale zelfevaluatie van hun stage. Deze leidraad bevat een aantal vragen die verband houden met alle aspecten van de stage. Zowel de sociale vaardigheden als de werkprestaties komen aan bod.

De vragen worden eerst klassikaal toegelicht door de ASV- leerkracht. Daarna beantwoorden de leerlingen individueel de vragen. Zo komen ze tot een eerste globale structurering van hun zelfevaluatie.

2.2.6 Loonberekening

De discussie of leerlingen al dan niet voor hun stage moeten betaald worden, is al meer dan één keer gevoerd. Deze discussie is het aanknopingspunt om te berekenen hoeveel de leerlingen verdiend zouden hebben indien de stage als arbeid zou betaald worden.

De leerlingen weten uit gesprekken met hun ouders of vrienden dat niet alle arbeiders hetzelfde verdienen. Ze weten dat het uurloon afhankelijk is van het uitgeoefende beroep. Sommige leerlingen willen hier meer over weten. De leerkracht inventariseert de vragen hierover en maakt met de leerlingen de afspraak dat deze zullen meegenomen worden naar een volgend project over solliciteren en sociale zekerheid. In het huidige project rond “stage doen” worden enkel de eerste stappen naar loonberekening gezet:

  • overzichtelijk noteren wanneer er gewerkt werd;
  • berekenen hoelang er gewerkt werd;
  • berekenen hoeveel er verdiend is als het uurloon gekend is .

De leerkracht koos deze keer voor een strikt klassikaal geleide setting, met demonstratie aan bord gevolgd door een individuele inoefening van elke stap op een daarvoor bestemd werkblad.

Na het structureel aanbieden van het theoretisch kader, oefenen de leerlingen in de loop van de volgende lessen individueel zelfstandig verder op eigen tempo. De leerkracht stelde hiervoor een zelfstandig werkpakket samen. De leerkracht geeft gedifferentieerde individuele hulp en feedback.

Het zelfstandig werkpakket werd opgebouwd volgens een stijgende moeilijkheidsgraad. De leerlingen verbeteren hun eigen werk aan de hand van een correctiesleutel.

Om af te ronden wordt klassikaal besproken wat de leerlingen geleerd hebben, wat ze moeilijk vonden en wat al goed gaat. De leerlingen formuleren situaties waarin ze denken dat ze het geleerde later nog zullen nodig hebben en wanneer ze gelijkaardige berekeningen nog hebben toegepast (vb. bij het berekenen van de prijs van aankopen met de regel: “prijs van de aankoop = aantal x eenheidsprijs”).

2.2.7 Een bedankbrief schrijven en versturen

De leerlingen vertellen hoe ze op het stagebedrijf afscheid hebben genomen van hun collega’s, van hun stagebegeleider en van de directeur van de stage-instelling.

De leerkracht suggereert dat ze naast het lijfelijk bedanken en de eventuele traktatie ook een bedankbrief kunnen schrijven. In deze brief kunnen de leerlingen, naast een welgemeend dankwoord, aangeven dat ze een vakantiejob in dat bedrijf willen doen, of dat ze bij een eventuele vacature in aanmerking willen komen voor een echt arbeidscontract.

De leerkracht deelt een modelbrief uit en legt de bedoeling ervan uit. Na een klassikale lezing duiden de leerlingen aan welke gegevens zij willen veranderen en wat ze ervoor in de plaats zullen schrijven. Het resultaat van deze denkoefening wordt klassikaal besproken.

De modelbrief staat op het schoolnetwerk. De leerlingen zijn al vertrouwd met het PC-gebruik. De modelbrief kan dus op een snelle manier opgeroepen worden. Terwijl sommige leerlingen werken aan het aanpassen van de modelbrief op de computer, werken de andere leerlingen verder aan hun werkpakket over loonberekening. Sommige leerlingen zijn wat ongeduldig en willen hun bedankbrief zo vlug mogelijk afhebben. Ze kopiëren de modelbrief naar een diskette en beslissen om hun brief thuis af te werken.

De leerkracht geeft, afhankelijk van de individuele vraag, individuele hulp en feedback zowel voor het wiskundepakket als voor het schrijven van de brief.

Na de zelfcontrole via de spellingscontrole printen de leerlingen hun persoonlijke aangepaste brief.

Als de brief klaar is, maken de leerlingen de enveloppe klaar. De leerlingen staan zelf in voor het versturen van de brief. 

2.3 Evaluatie van het project door het schoolteam

Tussen maart en mei werd het project voortdurend bijgestuurd. Tijdens de uitvoeringsfase werd op de opvolgingsklassenraden voortdurend gewaakt over de goede gang van zaken en over de juiste afstemming van de doelen. Ook tijdens informele momenten werden de zaken bijgestuurd.

Het is nu half mei. De stage is achter de rug. Op de agenda van de klassenraden staat de evaluatie van het project rond stage doen en de evaluatie van de stage zelf. De leerlingenvorderingen worden besproken en geregistreerd. Ook het proces van de handelingsplanning wordt geëvalueerd. Het team bespreekt wat goed ging en gaat na wat voor verbetering vatbaar is. De voorzitter van de klassenraad grijpt nog eens terug naar het verslag van het project van de vorige schooljaren, overloopt de opmerkingen en gaat na hoe het schoolteam met de gemaakte opmerkingen rekening heeft gehouden.

2.4 Concrete doelen en ontwikkelingsdoelen GASV –OV3 in het project stage doen

Het begeleidingsteam selecteerde in het begin van het schooljaar een aantal decretale ontwikkelingsdoelen voor de leerlingen uit de kwalificatiefase. Op geregelde tijdstippen worden deze ontwikkelingsdoelen geconcretiseerd door er bepaalde leerinhouden aan te koppelen. Deze leerinhouden worden gekozen uit de langetermijnplanning of sluiten aan bij de actualiteit. Ze kunnen ook inspelen op de interesses van de leerlingen.

In volgend overzicht wordt weergegeven welke concrete leerdoelen er werden geformuleerd voor het hele project of voor bepaalde onderdelen ervan. De vermeldingen tussen haakjes verwijzen naar de decretaal vastgelegde ontwikkelingsdoelen geïntegreerde algemene en sociale vorming opleidingsvorm 3 die hiermee verbonden kunnen worden. Afhankelijk van de actuele beginsituatie worden deze ontwikkelingsdoelen nagestreefd voor alle, voor enkele of voor individuele leerlingen.

Concrete doelen voor het hele project over stage doen: (wat het GASV-gedeelte betreft)

1  De leerlingen spannen zich in om de complexe opdrachten tot een goed einde te brengen. (SEE 1, 2, 3, 6, 8,10,11,12,14) (LL 36 ->54)

Concrete doelen voor het projectonderdeel: “Hoe bereik ik mijn stageplaats?”

2  De leerlingen situeren hun stageplaats op een stadskaart of een stratenplan. (LL. 7, 18) (BZ 15) (TV 70, 71, 72, 74, 85)

3  De leerlingen vinden, via de traditionele informatiekanalen en/ of via het internet, welke bus, tram, metro en/ of trein ze moeten nemen om naar hun stageplaats te gaan. (LL. 16, 18) (BZ 15) (TV 70, 71, 72, 74, 85)

4  De leerlingen vinden, via de traditionele informatiekanalen en/ of via het internet, de bus- , tram- en/ of treinuren om op tijd op hun stageplaats te geraken of om naar huis terug te keren. (LL 16, 18) ( RV 20) (TV70, 71, 72, 74, 85) (BZ 15)

5  De leerlingen gebruiken hun zelfopgezochte informatie wanneer ze naar hun stageplaats moeten gaan. (LL. 16, 21)

6  De leerlingen lichten hun verplaatsingsplan en het tot stand komen ervan toe. (TV 35->68) (LL 31->35)

7  De leerlingen evalueren hun verplaatsingsplan en geven aan wat ze eraan kunnen verbeteren. (LL 32, 52)

8  De leerlingen luisteren met respect naar de verslagen van hun klasgenoten. (TV 3->28) (SEE 49)

9  De leerlingen contacteren de bevoegde instanties om aan de gepaste informatie te geraken. (SEE 47) (LL 7) (TV 46)

10 De leerlingen gebruiken het internet of andere elektronische informatie bij het opstellen van hun verplaatsingsplan. (BZ 11, 13)

Concrete doelen voor het projectonderdeel: “Het stagecontract en het stagereglement”

11 De leerlingen verwoorden wat ze in concrete situaties die verband houden met de stage moeten doen en laten.(TV 70, 71, 72, 75, 84, 85, 86, 87) (BZ 1, 2, 4)

12 De leerlingen nemen de gewoonte aan om officiële documenten, zoals het stagecontract en het stagereglement, goed te lezen alvorens hun handtekening te zetten. (BZ 47) (TV 103)

13 De leerlingen verwoorden het belang van officiële documenten zoals het stagecontract en het stagereglement. (BZ 46)

Concrete doelen voor het projectonderdeel: “Communicatievaardigheden oefenen”

14 De leerlingen leven zich in de geschetste situaties in. (SEE 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29)

15 De leerlingen spelen wat ze moeten zeggen en doen in bepaalde situaties die verband houden met de stage. (SEE 44->63, 74) (VV 27, 28, 29, 32) (TV 35->44, 46->49, 51, 52, 54-> 60)

16 De leerlingen beluisteren de kritiek i.v.m. hun bijdrage aan het rollenspel en zijn bereid met de geuite kritiek rekening te houden. (SEE 43) (TV 21)

17 De leerlingen beseffen hoe ze in de verschillende communicatiesituaties hebben gereageerd en willen hun reacties bijsturen indien nodig. (TV 60) (SEE 52, 53)

18 De leerlingen hanteren een videocamera. (VV 33, 34)

Concrete doelen voor het projectonderdeel “Een stageverslag maken”

19 De leerlingen vullen het stageverslagformulier in volgens de opgelegde instructies. (TV 92) (BZ 13, 46, 47)

20 De leerlingen noteren op het stageverslagformulier begin- en einduur van een activiteit. (RV 16, 53)

Concrete doelen voor het projectonderdeel “Zelfevaluatie van de stage”

21 De leerlingen verwoorden hoe de stage verlopen is. (TV 35->48, 53->59, 61-> 64, 66, 68)

22 De leerlingen maken een zelfevaluatie over hun stage, aan de hand van een daarvoor bestemde vragenlijst. (LL 32, 52, 57)

23 De leerlingen luisteren actief naar de ervaringen van hun klasgenoten. (TV 25, 26, 29, 33, 65) (SEE 36, 41, 45, 46, 49, 53, 54, 58)

Concrete doelen voor het projectonderdeel “loonberekening”

24 De leerlingen berekenen hoeveel uren stage ze gelopen hebben, gebruik makende van vroeger verworven strategieën. (RV 53, 54) (LL 22, 23, 24, 63, 64)

25 De leerlingen berekenen hoeveel ze zouden verdiend hebben indien de stage “werk” zou zijn geweest, gebruik makende van vroeger verworven strategieën. (RV 5) (LL 22, 23, 24, 63, 64)

Concrete doelen voor het projectonderdeel “een bedankbrief schrijven”

26 De leerlingen passen een modelbrief aan hun eigen gegevens aan.(TV 97, 102) (BZ 13)

27 De leerlingen spannen zich in om een verzorgde enveloppe te schrijven. (TV 94, 95, 96, 102)

naar boven

Laatst gewijzigd op: 21/08/2018