Buitengewoon secundair onderwijs - Infomap - Deel 13: Vrijetijdsvaardigheden

1. Kerngedachten

Mensen hebben vandaag meer mogelijkheden om hun vrije tijd in te vullen en er is vaak ook meer vrije tijd beschikbaar. Omdat er meer mogelijkheden zijn, is goed kiezen belangrijk. Het is noodzakelijk jongeren voor te bereiden op een maatschappij waarin de vrijetijdscultuur een grote rol speelt. Het uitbouwen van hobby’s en het leren kennen van spel- en expressievormen kunnen ervoor zorgen dat de “lege uren” van de leerlingen nu en in de toekomst tot een minimum beperkt blijven. Spelen, sporten en muzisch handelen staan garant voor een zinvolle invulling van de vrije tijd.

Het hedendaags vrijetijdsaanbod verschilt sterk van dat van een vorige generatie. Om de vrije tijd goed te besteden, volstaat het niet een zicht te hebben op een aantal mogelijke activiteiten om de tijd mee door te brengen. Men moet ook over vaardigheden beschikken die ervoor zorgen tot een bewuste vrijetijdsinvulling te komen. Dit houdt in dat jongeren kunnen kiezen uit activiteiten, een gekozen activiteit voldoende lang kunnen volhouden en een eigen hobby kunnen uitbouwen.

Vrijetijdsopvoeding bij leerlingen in OV3

Leerlingen in 0V 3 zijn geneigd tot passieve en consumptieve vormen van vrijetijdsbesteding. Ze dagdromen over stoer doen en het opdoen van intense kick-gevende ervaringen. In werkelijkheid kijken velen van hen uren per dag tv, vooral in het weekend en tijdens verlofdagen. Minder voorkomende vrijetijdsbestedingen zijn hen niet of weinig bekend. Ze nemen weinig initiatief om nieuwe vrijetijdsmogelijkheden te verkennen. Aan de basis hiervan ligt angst voor het onbekende, maar ook angst voor hun eigen functioneren in onbekende situaties. Ze zijn bang te weinig sociaal competent te zijn, te weinig zelfstandig te zijn en te weinig leermogelijkheden te hebben om nieuwe vaardigheden onder de knie te krijgen. Daarom moeten deze jongeren stap voor stap tot participatie aan de vrijetijdsmaatschappij gebracht worden. Hierbij moet niet alleen belang gehecht worden aan de cognitieve, maar ook aan de dynamisch-affectieve aspecten van hun groei en ontwikkeling. Aanmoediging, ondersteuning, duiding en realistische feedback zijn hierbij belangrijk. Het is nodig de omgeving van de jongere, zeker de ouders, bij deze begeleiding te betrekken.

Omwille van de overzichtelijkheid worden de ontwikkelingsdoelen ondergebracht in afzonderlijke gebieden.
In een eerste gebied worden ontwikkelingsdoelen voor algemene vrijetijdsvaardigheden gegroepeerd. In een tweede gebied worden de ontwikkelingsdoelen voor muzische vorming beschreven. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen drama, beeld, muziek en dans, drama en media. Tenslotte worden een aantal attitudes geformuleerd die belangrijk zijn zowel voor de algemene vrijetijdsvaardigheden als voor de muzische vorming.

2. De ontwikkelingsdoelen, concretiseringen en voorbeelden

2.1 Algemene doelen

Ontwikkelingsdoelen

Concretiseringen en voorbeelden

1  De leerling beleeft plezier aan zijn vrije tijd en komt door vrijetijdsbesteding tot rust en ontspanning. (VV 1)

 

2  De leerling verkent mogelijkheden om zijn vrije tijd op een aangename wijze in te vullen: alleen, in gezinsverband, met vrienden of in clubverband, actief of passief. (VV 2)

Informeert bij verenigingen, instellingen en organisaties om deel te nemen als figurant of decorassistent, als reporter bij een groepsblad van de jeugdbeweging, als helper bij een vrije radio, voor het volgen van avondlessen, als vrijwilliger bij de jeugdbrandweer, bij kinderoppas- of bejaardengezelschapsdienst.

Raadpleegt geregeld de cultuuragenda van de gemeente.

3  De leerling kent het verschil tussen een vrijetijds-besteding en een hobby en beseft dat een hobby meer inzet, volharding en tijd vraagt. (VV 3)

 

4  De leerling onderzoekt de mogelijkheden om zijn vrijetijdsactiviteiten in clubverband uit te oefenen. (VV 4)

Bij een wielerclub, een tekenclub, een toneelvereniging, een koor, een muziekband, een fanfare, een volksdansgroep, een hondenclub.

5  De leerling beseft dat een engagement in een club, inzet en verplichtingen tegenover anderen meebrengt. (VV 5)

Om in het weekend de voetbalcompetitiematchen te mogen meespelen verwacht men dat je naar de trainingen komt .

Wie zich wil aansluiten bij de jeugdbrandweer moet geregeld naar de oefenmomenten komen.

6  De leerling vindt voldoening in het gezelschap, de vriendschap en de sociale ondersteuning die hij bij een vereniging ervaart. (VV 6)

 

7  De leerling breidt zijn sociale contacten uit langs het verenigingsleven. (VV 7)

Leert via de (zwem)club mensen kennen.

8  De leerling kan een kritisch oordeel uitbrengen over een vrijetijdsbesteding op basis van een eenvoudige kosten-baten-inschatting.

Kosten: benodigde inzet, voorbereiding of training, geld, tijdsinvestering. Baten: plezier, gezelschap en sociale contacten, prestige of aanzien, competentieverhoging of persoonlijke ontplooiing. (VV 8)

Gaan skiën is wel heel leuk maar zeer duur, en daarom kan ik niet elk jaar gaan skiën.

Zwemmen is budgetvriendelijk, maar ik hou niet van het lawaai van zwembaden.

Naar de film gaan kijken in de bioscoop is duurder dan een film huren in de videotheek. Maar in de bioscoop is het scherm groter, het geluid beter en is er meer ambiance door het publiek.

Alle weken naar de tekenacademie gaan vraagt veel volharding, maar het geeft me voldoening omdat ik er veel bijleer en omdat ik er leuke mensen ontmoet.

9  De leerling maakt een bewuste en gevarieerde keuze binnen het hem bekende ontspanningsaanbod, met een gedoseerd evenwicht tussen actieve en passieve ontspanningsvormen. (VV 9)

Actieve ontspanningsvormen: zelf een sport beoefenen, zelf muzisch bezig zijn, zelf muziek maken, filmen, tekenen.

Passieve ontspanningsvormen: Naar sport kijken op TV, naar een tentoonstelling gaan, een (pop)concert bijwonen.

10 De leerling bereikt in zijn daginvulling een evenwicht tussen zijn vrijetijds- en andere bezigheden. (VV 10)

Wisselt schoolse bezigheden af met vrijetijds-bezigheden.

11 De leerling verkent regelmatig nieuwe ontspanningsmogelijkheden. (VV 11)

Door naar een opendeurdag van een culturele of sportorganisatie te gaan.

Door deel te nemen aan allerlei culturele en/ of sportieve manifestaties in de (school)omgeving.

2.2 Muzische vorming

2.2.1 Algemeen

Ontwikkelingsdoelen

Concretiseringen en voorbeelden

12 De leerling doet in verschillende contexten een grote verscheidenheid aan zintuiglijke indrukken op, die hij verwerkt en waarop hij reflecteert. (VV 12)

Op straat, in de natuur, op school, in de media.

Heeft tijdens uitstappen bewust aandacht voor geluiden, geuren, kleuren, vormen en verwerkt de indrukken hierover in een muzisch werk.

13 De leerling werkt samen met anderen aan een muzisch werk. (VV 13)

Aan een toneelstuk, een groepswerk.

14 De leerling geeft weer wat hij voelt bij een muzische ervaring. (VV 14)

Verwoordt of geeft op een andere muzische manier weer wat hij voelt bij het ervaren of maken van een muzisch werk.

  • Van deze muziek word ik rustig, romantisch, opgewonden, geïrriteerd.
  • Bij het maken van dit werk word ik rustig.
  • Met verf en borstel weergeven wat je voelt bij bepaalde muziek.

15 De leerling maakt kennis met een grote verscheidenheid aan muzische uitingen. (VV 15)

Muzische uitingen: film, toneel, muziek, dans, beeldhouwwerk, schilderijen.

16 De leerling beoordeelt eigen en andermans muzisch werk op vooraf opgegeven aandachtspunten en brengt er verslag over uit. (VV 16)

Een spel van medeleerlingen beoordelen op taal, kledij, muziek, belichting, decor.

17 De leerling heeft aandacht voor het muzisch werk van anderen, waardeert het en formuleert er een kritisch oordeel over. (VV 17)

Belangstelling tonen voor de creatie van een klasgenoot.

Bij het bezoek aan een tentoonstelling op een positieve manier je mening geven.

Na een film vertellen wat je positief en negatief eraan vond.

2.2.2 Beeld

Ontwikkelingsdoelen

Concretiseringen en voorbeelden

18 De leerling ontdekt een verscheidenheid aan grondstoffen en technieken en de gebruiksmogelijkheden ervan. (VV 18)

Ontdekken hoe klei, zand, wol, katoen, touw, leder aanvoelt.

Het ruiken van hout. Het effect van lijm en verf.

19 De leerling kiest bij beeldend werken passende materialen en gereedschappen. (VV 19)

Gereedschappen: meetlat, passer, schaar, lijm, potloden, penselen, hamer, beitel, pc, printer.

Materialen: soorten papier, karton, textiel, klei, zand, verf, lijm.

20 De leerling gebruikt aangepaste technieken bij het beeldend werken.

(VV 20)

Scheuren, zagen, plooien, snijden, knippen, binden, vlechten, boren.

21 De leerling creëert zelf twee- of driedimensionaal beeldend werk. (VV 21)

 

22 De leerling houdt bij het beeldend werken rekening met beeldaspecten zoals vorm, kleur en compositie. (VV 22)

 

2.2.3 Muziek en dans

Vrijetijdsvaardigheden die verband houden met muziek en dans zijn ook te realiseren in de rubriek “LO”. Daarom is het wenselijk ook ontwikkelingsdoelen te selecteren uit die rubriek (LO 8 t.e.m. LO 13).

 

Ontwikkelingsdoelen

Concretiseringen en voorbeelden

23 De leerling zingt eenvoudige liederen en voert eenvoudige muziekstukken uit, eventueel met zelf gevonden voorwerpen en met zelfgemaakte instrumenten. (VV 23)

 

24 De leerling houdt bij het zingen en musiceren rekening met ritme, maat, tempo en volume. (VV 24)

 

25 De leerling herkent verschillende soorten muziek en de sfeer die erdoor kan opgeroepen worden. (VV 25)

Verschillende soorten muziek: reggae, pop, klassiek, house.

Herkent een romantische sfeer bij bepaalde muziekstukken of in bepaalde liedjes.

26 De leerling gaat na waar en hoe hij verschillende soorten muziek kan beluisteren, huren of kopen. (VV 26)

Radio, discotheek, mediatheek, optredens, internet.

2.2.4 Drama

Vrijetijdsvaardigheden die verband houden met drama zijn ook te realiseren in de rubriek “Taal”. Daarom is het wenselijk ook ontwikkelingsdoelen te selecteren uit die rubriek. (TV 35 t.e.m. 69).

 

Ontwikkelingsdoelen

Concretiseringen en voorbeelden

27 De leerling uit zich verbaal en niet-verbaal (door mimiek, houding en gebaren) in een individueel spel of groepsspel. (VV 27)

Beeldt op een niet-verbale manier boosheid uit.

Ontvangt en begrijpt een niet-verbale boodschap in een spel.

Beeldt uit wat in een verhaal verteld wordt.

Brengt een zelfgemaakte tekst naar voor.

28 De leerling uit zijn verbale en niet-verbale mogelijkheden in een spel met anderen volgens opgegeven spelgegevens. Spelgegevens: rol (wie), handeling (wat), plaats (waar), tijd (wanneer). (VV 28)

In een rollenspel, een taalspel.

Een handeling uitbeelden, een beroep uitbeelden.

Spelen dat je de ober bent die een tevreden klant mag bedienen.

Uitbeelden dat je gewond bent.

29 De leerling speelt in op wat medespelers aanbrengen en brengt zelf aan. (VV 29)

Breit voort aan het verhaal dat door iemand anders is begonnen, door telkens de laatste zin van de andere te herhalen.

30 De leerling herkent de structuur (begin, midden, einde) van een bestaand spel. (VV 30)

 

31 De leerling kiest een bron die geschikt is om een spel vorm te geven. Bron: verhaal, tekst, foto, eigen gevoelens en ervaringen. (VV 31)

Een situatie uitbeelden vertrekkende vanuit een filmfragment.

32 De leerling geeft een eenvoudig rollenspel vorm volgens een eigen werkplan en kiest daarbij horende functionele middelen. Middelen: decor, rekwisieten, muziek, grime, kostuums, belichting. (VV 32)

Een rollenspel i.v.m. solliciteren spelen en daarbij de nodige decorattributen bij mekaar zoeken.

2.2.5 Media

Vrijetijdsvaardigheden die verband houden met media zijn ook te realiseren in de rubriek “burgerzin”. Daarom is het wenselijk ook hieruit ontwikkelingsdoelen te selecteren. (BZ 11 t.e.m. 15)

 

Ontwikkelingsdoelen

Concretiseringen en voorbeelden

33 De leerling gaat na in welke omstandigheden media kunnen worden ingeschakeld en maakt er in verschillende contexten gebruik van. (VV 33)

  • Een abonnement nemen op een tijdschrift.
  • In de krant de tv-programma’s inkijken.
  • Op teletekst de voetbalkalender nalezen.
  • Een videoclip op het internet bekijken.
  • Een spel met een vriend spelen via het internet.
  • Chatten.

34 De leerling werkt alleen of in groep scheppend met media. (VV 34)

Zet een verhaal om in een scenario, voert dit scenario uit, neemt de uitvoering op met een camera, monteert de opnames op verschillende wijzen.

Interviewt een persoon voor een artikel in de schoolkrant.

Maakt alleen of met anderen een fotoreportage of een powerpointpresentatie met zelfgemaakte foto’s, met gescande beelden of met uitgeknipte foto’s uit allerlei tijdschriften, kranten of van het internet.

Werkt mee aan het maken van een reclamecampagne voor een schoolfeest, een leerlingenactie.

2.3 Attitudes

Ontwikkelingsdoelen

Concretiseringen en voorbeelden

35 De leerling staat open voor nieuwe, hem niet bekende vrijetijdsuitingen en durft de stap zetten naar een verkenning ervan. (VV 35)

Gaat in op een uitnodiging van een vriend om eens mee te gaan naar een nieuw fitnesscentrum in de buurt.

Gaat tijdens een kennismakingsdag of tijdens een opendeurdag in op het vrijblijvende kennismakingsaanbod van de plaatselijke hobbyclub.

36 De leerling staat open voor het verkennen van muzische uitingen in zijn omgeving en voor het ontdekken van de erdoor gecreëerde meerwaarde. (VV 36)

Geniet tijdens een stadswandeling van mooie beelden en gevels, van een straatoptreden.

Geniet van een film.

37 De leerling durft zich creatief uitleven individueel en in groep. (VV 37)

Experimenteert met kleuren, materialen en technieken bij het schilderen.

38 De leerling is bereid zich in te zetten, geduld te hebben en vol te houden om een gesteld doel betreffende zijn vrijetijdsbesteding te bereiken. (VV 38)

Neemt voldoende tijd om een bepaalde techniek onder de knie te krijgen.

39 De leerling heeft voldoende vertrouwen in zijn eigen expressiemogelijkheden. (VV 39)

Heeft niet voortdurend bevestiging nodig bij het creëren.

40 De leerling staat open voor en waardeert vrijetijds-vormen en muzische uitingen van anderen en andere culturen. (VV 40)

Staat open voor Afrikaanse kunst, voor de vreemde hobby van een vriend, voor Chinese muziek.

naar boven

Laatst gewijzigd op: 21/08/2018