De opleiding tot onderhoudsassistent bestaat uit 3 componenten, gekozen
uit 5 verschillende opleidingen, die de basis omvatten van hout, bouw,
tuinbouw, installatietechnieken en schilderen, aangevuld met specifieke
vaardigheden voor het elementair onderhoud binnen en buiten. De competenties
van deze drie componenten worden aangevuld met de competenties vermeld
onder “algemeen”. |
|
DOEL: Onderhoudswerken uitvoeren. |
Algemeen |
competenties |
concretiseringen |
1 Eigen werkzaamheden plannen |
- zich inhoudelijk over de opdracht informeren;
- technische informatie raadplegen en gebruiken;
- de eigen werkvolgorde en –methode bepalen;
- de verschillende werkzaamheden op elkaar afstemmen.
|
2 De werkzaamheden op de werkplek organiseren |
- de nodige materialen, producten, gereedschappen en/ of apparatuur klaarzetten;
- het gebruiksklaar zijn van de materialen, producten, gereedschappen en/ of apparatuur beoordelen;
- de werkplek inrichten.
|
3 Een werkmethode opvolgen |
- volgens een voorgeschreven procedure de taken uitvoeren.
|
4 Een administratie bijhouden |
- een administratie van de eigen werkzaamheden bijhouden.
|
5 Werktekeningen maken en lezen |
|
6 In team werken |
- werkafspraken maken en naleven;
- verantwoordelijkheid voor eigen taken opnemen;
- aan een briefing deelnemen;
- persoonlijke, gemeenschappelijke en groepsbelangen onderscheiden.
|
7 Met voorschriften inzake kwaliteit, welzijn, veiligheid
en milieu omgaan, vooral
- afval en restproducten sorteren en verwijderen
- met gevaarlijke stoffen weten om te gaan
|
- vigerende regelgeving inzake hygiëne, veiligheid en milieu toepassen;
- werkplaatsregels toepassen;
- veiligheidspictogrammen opvolgen;
- veiligheidsrichtlijnen toepassen;
- veiligheidsnormen en -reglementering naleven;
- rekening houden met de eigen veiligheid en die van derden;
- met gevaarlijke stoffen kunnen omgaan;
- gevaarlijke situaties, problemen, risicosituaties, onregelmatigheden en defecten herkennen en melden;
- globale beschermingsmiddelen gebruiken;
- persoonlijke beschermingsmiddelen gebruiken;
- oogbescherming gebruiken;
- de werkplek ordelijk houden;
- verantwoord met elektrische energie omgaan;
- gevaren van elektrische energie onderkennen;
- de persoonlijke hygiëne verzorgen;
- hygiënisch werken;
- infecties voorkomen;
- kleine verwondingen verzorgen;
- beroepsziekten voorkomen;
- EHBO bij brand- en snijwonden toepassen;
- een ergonomische werkhouding aannemen;
- ergonomische regels inzake til- en verplaatsingstechnieken toepassen;
- volgens vooropgestelde kwaliteitsnormen werken;
- de kwaliteit van het eigen werk controleren;
- het resultaat met de opdracht vergelijken;
- het eigen werk bijsturen;
- het werk binnen de toegemeten tijd verrichten;
- afval en restproducten volgens richtlijnen sorteren;
- afval en restproducten volgens richtlijnen opslaan;
- afval en restproducten volgens richtlijnen verwijderen;
- oplos- en verdunningsmiddelen gebruiken;
- vertrouwelijke informatie omzichtig behandelen.
|
1 Bouw |
Algemeen bouw
|
competenties |
concretiseringen |
1 De voornaamste bouwmaterialen herkennen |
- materialen omschrijven;
- bouwvaktermen in de context gebruiken.
|
2 Handgereedschappen gebruiken en bouwmachines bedienen |
- gereedschappen omschrijven;
- handgereedschappen gebruiken;
- bouwmachines bedienen;
- gereedschappen onderhouden.
|
Basis metselwerk
|
competenties |
concretiseringen |
3 Eenvoudig metselwerk uitvoeren |
- bakstenen metselen;
- verbanden metselen
- autonome constructies metselen;
- voegen uitkrabben;
- meegaand voegen;
- kleine elementen in beton plaatsen.
|
4 Halfsteense en éénsteense muren metselen |
- bakstenen en bouwblokken op maat hakken en zagen;
- half- en éénsteense muur metselen.
|
5 Mortel aanmaken |
|
Riolering |
competenties |
concretiseringen |
6 Rioleringsbuizen plaatsen |
- rioleringsbuizen en hulpstukken plaatsen;
- buizen aansluiten;
- de aansluiting op het openbare rioleringsnet uitvoeren.
|
7 Afvoerbuizen ontstoppen |
- elastische voegkitten kiezen;
- elastische voegkitten plaatsen.
|
Voegen |
competenties |
concretiseringen |
8 Muren voegen en hervoegen |
- voegen uitkrabben;
- meegaand voegen;
- voegmortels aanmaken;
- voor een gelijkmatige kleuring en een constante kwaliteit zorgen;
- platvol voegen;
- een voor- en nabehandeling uitvoeren.
|
9 Elastische voegen aanbrengen |
|
Bestratingwerk (Facultatief) |
competenties |
concretiseringen |
10 Onderlagen en bestratingsbed leggen |
- een vlak profiel volgen;
- de draagkracht van de grond vaststellen;
- bestratingsbedden effenen;
- uitgegraven baanbedden ophogen;
- bestratingsbedden besproeien;
- bestratingsbedden verdichten;
- de straatlaag aanbrengen.
|
11 Een eenvoudige vlakke wegbedekking leggen |
- eenvoudige boordstenen plaatsen;
- straatstenen op een vlak baanbed plaatsen;
- bestratingen uitvoeren;
- randen afwerken;
- aftrillen;
- voegen vullen.
|
2 Hout |
Algemeen hout
|
competenties |
concretiseringen |
1 De voornaamste houtsoorten en plaatmaterialen herkennen |
|
2 Handgereedschappen gebruiken en houtbewerkingmachines bedienen |
|
3 Verschillende verbindingsmaterialen toepassen |
|
Manuele houtbewerking |
competenties |
concretiseringen |
4 Smetten, zagen, schaven, paren en afschrijven |
|
5 Eenvoudige houtverbindingen maken |
onderdelen manueel bewerken:
- bewerkingen afschrijven;
- profileringen en verbindingen maken;
- uitsparingen uitvoeren;
- bewerkingen en behandelingen die na het vergaren niet meer uitgevoerd kunnen worden, uitvoeren;
onderdelen tot een vlakke en driedimensionale constructie vergaren:
- niet-demonteerbare constructie-elementen vergaren;
- demonteerbare constructie-elementen vergaren.
- constructie-elementen manueel afwerken:
- schuren;
- beschermings- en afwerkingslagen aanbrengen
|
Plaatmateriaal verbindingen
|
competenties |
concretiseringen |
6 Lamellenverbindingen maken |
onderdelen bewerken:
- profileringen en verbindingen afschrijven;
- houtverbindingen maken;
- het beslag en de te integreren elementen uitvoeren;
- bewerkingen en behandelingen die na het vergaren niet meer uitgevoerd kunnen worden, uitvoeren;
onderdelen vergaren:
- verwerkingsrichtlijnen van lijm toepassen;
- niet-demonteerbare constructie-elementen vergaren;
- demonteerbare constructie-elementen vergaren;
- constructie-elementen afwerken:
- manueel en machinaal schuren.
|
7 Verbindingen met hulpstukken maken |
zie 6 |
3 Installatietechnieken |
|
competenties |
concretiseringen |
1 Buizen in verschillende materialen bewerken |
- volgens de gegeven instructies buizen kiezen;
- buizen op maat snijden;
- buizen op maat zagen;
- buizen ontbramen;
- buizen kalibreren;
- installaties demonteren;
- leidingen monteren en bevestigen;
- onderhoudsvoorschriften naleven.
|
2 Verbindingen uitvoeren d.m.v. |
|
|
- buizen gas- en waterdicht lassen.
|
- Zacht solderen – hard solderen
|
- water- en gasdichte soldeerverbindingen met koperen buizen uitvoeren.
|
|
- water- en gasdichte lasverbindingen met kunststof buizen uitvoeren;
- buizen gas- en waterdicht met een klemmen verbinden.
|
|
- water- en gasdichte schroefdraadverbindingen met stalen buizen uitvoeren;
- buizen gas- en waterdicht met een schroefdraadkoppeling verbinden.
|
3 Eenvoudige herstellingen uitvoeren |
|
4 Leidingen plaatsen |
Leidingen voor aanvoer- en afvoerwater installeren
- de lengte en diameter van de buis bepalen;
- buizen op maat brengen;
- buizen ontbramen;
- buizen kalibreren;
- leidingen monteren en bevestigen;
- leidingen isoleren en beschermen;
- de werking van de wateraanvoer en –afvoer controleren.
|
4 Schilderwerk - decoratiewerk |
Algemeen Schilder- en decoratiewerk
|
competenties |
concretiseringen |
1 Materialen en producten herkennen |
|
2 Gereedschappen gebruiken en handmachines bedienen |
|
Schilderwerk |
competenties |
concretiseringen |
3 Muren, plafonds, houtwerk, metaal en kunststof voorbehandelen |
- ondergronden evalueren;
- aanwezigheid van vocht melden;
- vochtproblemen van beperkte omvang oplossen;
- demonteerbare hindernissen verwijderen;
- elektrische aansluitingen afschermen;
- oppervlakken reinigen;
- oude verf en bekledingsmaterialen verwijderen;
- ondergronden herstellen en plamuren;
- oppervlakken voorbehandelen;
- grondlagen aanbrengen;
- de grondlaag in functie van de eindlaag bepalen.
|
4 Verf gebruiksklaar maken |
- kleurtonen namaken;
- staal- en kleurkaarten maken en gebruiken;
- een kleursysteem toepassen;
- verf en afwerkingproducten aanmaken.
|
5 Dekkend en niet dekkend schilderwerk aanbrengen |
- aflijnen;
- met de vrije hand schilderen;
- tussenschuren;
- verf aanmaken en met borstel of rol aanbrengen;
- vernis en transparante afwerkingproducten aanmaken en
met borstel of rol aanbrengen.
|
Behangwerk |
competenties |
concretiseringen |
6 Ondergrond voorbereiden |
- de ondergrond evalueren;
- aanwezigheid van vocht melden;
- vochtproblemen van beperkte omvang oplossen;
- demonteerbare hindernissen verwijderen;
- elektrische aansluitingen afschermen;
- ondergronden schoonmaken;
- bekledingsmaterialen verwijderen;
- ondergrond herstellen;
- oppervlakken schuren;
- grondlagen aanbrengen;
- indringlagen aanbrengen.
|
7 Afmeten, inlijmen, bekledingsmateriaal
aanbrengen |
- lijm aanmaken;
- bekledingsmateriaal aftekenen en afknippen of -snijden;
- de inweektermijn bepalen;
- bekledingsmateriaal inlijmen.
|
Plaatsen van soepele vloerbekleding
|
competenties |
concretiseringen |
8 Soepele vloerbekleding gelijmd en gespannen plaatsen |
- ondergronden evalueren;
- aanwezigheid van vocht melden;
- vochtproblemen van beperkte omvang oplossen;
- demonteerbare hindernissen verwijderen;
- coördinaten van te maken openingen bijhouden;
- oude vloerbekleding en lijm verwijderen;
- oppervlakken reinigen;
- ondergronden herstellen;
- grondlagen aanbrengen;
- egaliseren;
- schuren.
Soepele vloerbekleding los leggen of lijmen:
- legplannen schetsen;
- vloerbekleding op maat snijden;
- vloerbekleding plaatsen;
- lijm aanmaken;
- soepele vloerbekleding lijmen.
|
9 Vloeroppervlakken afwerken |
- naden maken en afwerken;
- randen afwerken;
- plinten plaatsen;
- gedemonteerde voorwerpen terugplaatsen.
|
5 Tuinbouw |
Algemeen Tuinbouw
|
competenties |
concretiseringen |
1 Gereedschappen gebruiken en machines bedienen |
- tuingereedschappen en courant gebruikte tuinmachines
bedienen.
|
2 Gereedschappen en machines onderhouden |
- tuingereedschappen en courant gebruikte tuinmachines
onderhouden.
|
Onderhoud |
competenties |
concretiseringen |
3 Grasperken onderhouden |
- gazon machinaal maaien;
- manueel en machinaal verticuteren;
- randen en grasboorden manueel en machinaal steken en
onderhouden;
- mosbestrijding toepassen;
- beregeningstechnieken toepassen.
|
4 Hagen scheren en snoeien |
- dood hout uitsnoeien;
- vormsnoei uitvoeren;
- groepssnoei voor struikmassieven uitvoeren;
- verjongingssnoei uitvoeren;
- hagen manueel scheren;
- hagen machinaal scheren.
|
5 Wegen en paden onderhouden |
|
6 Beplanting verzorgen en onderhouden |
|
7 Sloten en greppels reinigen |
|
8 Onkruid bestrijden |
- preventieve onkruidbestrijding toepassen;
- courante onkruiden herkennen;
- herbiciden gebruiken.
|
9 Afsluitingen plaatsen en onderhouden |
|
|
De
ondersteunende kennis en sleutelvaardigheden worden geselecteerd uit
de ontwikkelingsdoelen ASV OV3 en gekaderd binnen het handelingsplan. |
|
Na
het behalen van alle competenties vermeld onder “algemeen” en van alle
competenties van drie van de vijf componenten (bouw, hout, schilder-
en decoratiewerk, installatietechnieken, tuinbouw) behaalt de leerling
het getuigschrift van onderhoudsassistent. |
|
Nuttige links
|