DOEL:
In de tuinbouw planten en gewassen telen, verzorgen en oogsten. |
Algemeen |
competenties |
concretiseringen |
1 Eigen werkzaamheden plannen |
- zich inhoudelijk over de opdracht informeren;
- technische informatie raadplegen en gebruiken;
- de eigen werkvolgorde en –methode bepalen;
- de verschillende werkzaamheden op elkaar afstemmen.
|
2 Eigen werkzaamheden op de werkplek organiseren |
- de nodige materialen, producten, gereedschappen en/ of apparatuur klaarzetten;
- het gebruiksklaar zijn van de materialen, producten, gereedschappen en/ of apparatuur beoordelen;
- de werkplek inrichten.
|
3 Een werkmethode opvolgen |
- volgens een voorgeschreven procedure de taken uitvoeren.
|
4 Een administratie bijhouden |
- een administratie van de eigen werkzaamheden bijhouden.
|
5 Materialen en grondstoffen herkennen |
|
6 Gereedschappen gebruiken en machines bedienen |
|
7 Onderhoudsvoorschriften naleven |
- de werkomgeving ordelijk houden;
- de werkomgeving onderhouden;
- de werkomgeving opruimen;
- machines en materiaal wegbergen ;
- gereedschappen, machines en materialen in orde houden;
- persoonlijke beschermingsmiddelen in orde houden;
- onderhoudsvoorschriften toepassen.
|
8 In team werken |
- werkafspraken maken en naleven;
- verantwoordelijkheid voor eigen taken opnemen;
- aan een briefing deelnemen;
- persoonlijke, gemeenschappelijke en groepsbelangen onderscheiden.
|
9 Met voorschriften inzake kwaliteit, welzijn, veiligheid en milieu omgaan, vooral:
- afval en restproducten sorteren en verwijderen
- met gevaarlijke stoffen weten om te gaan
|
- vigerende regelgeving inzake hygiëne, veiligheid en milieu toepassen;
- werkplaatsregels toepassen;
- veiligheidspictogrammen opvolgen;
- veiligheidsrichtlijnen toepassen;
- veiligheidsnormen en -reglementering naleven;
- rekening houden met de eigen veiligheid en die van derden;
- met gevaarlijke stoffen kunnen omgaan;
- voorschriften in verband met insecticiden en pesticiden toepassen;
- gevaarlijke situaties, problemen, risicosituaties, onregelmatigheden en defecten herkennen en melden;
- globale beschermingsmiddelen gebruiken;
- persoonlijke beschermingsmiddelen gebruiken;
- de werkplek ordelijk houden;
- de persoonlijke hygiëne verzorgen;
- hygiënisch werken;
- infecties voorkomen;
- kleine verwondingen verzorgen;
- beroepsziekten voorkomen;
- een ergonomische werkhouding aannemen;
- ergonomische regels inzake til- en verplaatsingstechnieken toepassen;
- volgens vooropgestelde kwaliteitsnormen werken;
- de kwaliteit van het eigen werk controleren;
- het resultaat met de opdracht vergelijken;
- het eigen werk bijsturen;
- het werk binnen de toegemeten tijd verrichten;
- afval en restproducten volgens richtlijnen sorteren;
- afval en restproducten volgens richtlijnen opslaan;
- afval en restproducten volgens richtlijnen verwijderen;
- tuinafval sorteren;
- tuinafval verwerken in een composthoop;
- ecologisch werken;
- vertrouwelijke informatie omzichtig behandelen.
|
Planten en gewassen |
competenties |
concretiseringen |
10 Planten en gewassen herkennen |
In functie van de eigen werkzaamheden en in functie van toepassing in de tuin, planten en gewassen:
- onderscheiden;
- aanduiden;
- benoemen.
|
Bodembewerking |
competenties |
concretiseringen |
11 Spitten en ploegen |
- vlakspitten;
- een steek diep spitten;
- mest en compost onderspitten;
- gras en onkruid onderspitten;
- een winterbed opzetten en afspitten;
- voor het ploegen motoculteur en lichte tractor gebruiken.
|
12 Frezen |
- tuin- en bedrijfsmachines gebruiken.
|
13 Egaliseren |
- met een hark nivelleren;
- met een schop nivelleren;
- bij het nivelleren gebruik maken van apparatuur.
|
14 De bodem klaarleggen om te zaaien en te planten |
- de bodem klaarleggen;
- plantfolie gebruiken;
- antiworteldoek gebruiken.
|
Teelttechnieken |
competenties |
concretiseringen |
15 Vermeerderingstechnieken uitvoeren |
- zaaien in zaaiteil;
- zaaien op rij;
- breedwerpig zaaien;
- topstekken;
- stengelsteken;
- scheuren;
- enttechnieken op houtachtige gewassen toepassen.
|
16 Planten en verplanten |
- in volle grond planten en verplanten;
- in containercultuur planten en verplanten.
|
17 Oppotten en verpotten |
- potten en bloembakken gebruiken;
- watercultuur toepassen.
|
18 Wieden |
|
19 Harken |
|
20 Schoffelen |
|
21 Uitdunnen |
- uitdunnen;
- groeiremmers gebruiken.
|
22 Begieten |
- manueel en machinaal gieten, broezen en vernevelen.
|
23 Steunen en aanbinden |
- steunwerk bij solitaire struiken en bomen toepassen.
|
24 Snoeien |
- snoeitechnieken in functie van de bloemvorming bij lente- en zomerbloeiers toepassen;
- snoeitechnieken bij solitaire struiken, bomen en hagen toepassen.
|
|
Oogstregeling toepassen:
- bloeiremmers en -stimulatoren gebruiken;
- belichting regelen.
|
Onderhoud van tuinen |
competenties |
concretiseringen |
25 Onkruid bestrijden |
- preventieve onkruidbestrijding toepassen;
- courante onkruiden herkennen;
- herbiciden gebruiken.
|
26 Ziekten en plagen bestrijden |
- ziekten en plagen herkennen;
- ziekten en plagen voorkomen;
- ziekten en plagen op een verantwoorde manier bestrijden;
- principes van geïntegreerde bestrijding van ziekten en plagen toepassen.
|
27 Wild afweren |
|
28 Organische en scheikundige meststoffen gebruiken |
- organische en scheikundige meststoffen herkennen;
- organische en scheikundige meststoffen op een verantwoorde manier gebruiken;
- bodemverbeteraars herkennen;
- bodemverbeteraars gebruiken.
|
29 Hagen snoeien |
- dood hout uitsnoeien;
- vormsnoei uitvoeren;
- groepssnoei voor struikmassieven uitvoeren;
- verjongingssnoei uitvoeren;
- hagen manueel scheren;
- hagen machinaal scheren.
|
30 Grasmaaien |
- gazon machinaal maaien;
- manueel en machinaal verticuteren;
- randen en grasboorden manueel en machinaal steken en onderhouden;
- mosbestrijding toepassen;
- beregeningstechnieken toepassen.
|
Oogsttechnieken |
competenties |
concretiseringen |
31 Groenten oogsten |
- groenten volgens de gangbare technieken oogsten.
|
32 Fruit oogsten |
- fruit volgens de gangbare technieken oogsten.
|
33 Gewassen rooien |
- gewassen manueel en machinaal rooien.
|
Voorbereiding verkoop
|
competenties |
concretiseringen |
34 Groenten verkoopklaar maken |
- principes voor het verkoopklaar maken van groenten toepassen;
- groenten verpakken;
- groenten bewaren.
|
35 Fruit verkoopklaar maken |
- principes voor het verkoopklaar maken van fruit toepassen;
- fruit verpakken;
- fruit bewaren.
|
36 Planten verkoopklaar maken |
- principes voor het verkoopklaar maken van planten toepassen;
- planten verpakken;
- planten bewaren.
|
Facultatief: Aanleg van tuinen
|
competenties |
concretiseringen |
37 Tuinen aanleggen |
- een terrein opmeten;
- een terrein opzetten;
- een teeltplan uitvoeren.
|
38 Boorden en paden aanleggen |
- onderlaag en bestratingbed leggen;
- eenvoudige vlakke wegbedekking in klinkers, tegels en boordstenen leggen.
|
|
De
ondersteunende kennis en sleutelvaardigheden worden geselecteerd uit
de ontwikkelingsdoelen ASV OV3 en gekaderd binnen het handelingsplan. |
|
Na
het behalen van alle competenties wordt aan de leerling het getuigschrift
“tuinbouwarbeider” uitgereikt. |
|
Nuttige links
|