Buitengewoon secundair onderwijs - Opleidingsvorm 3 - Opleidingsprofielen - Tuinbouwarbeider - Opleidingsprofiel


DOEL: In de tuinbouw planten en gewassen telen, verzorgen en oogsten.

Algemeen

competenties concretiseringen
1 Eigen werkzaamheden plannen
  • zich inhoudelijk over de opdracht informeren;
  • technische informatie raadplegen en gebruiken;
  • de eigen werkvolgorde en –methode bepalen;
  • de verschillende werkzaamheden op elkaar afstemmen.
2 Eigen werkzaamheden op de werkplek organiseren
  • de nodige materialen, producten, gereedschappen en/ of apparatuur klaarzetten;
  • het gebruiksklaar zijn van de materialen, producten, gereedschappen en/ of apparatuur beoordelen;
  • de werkplek inrichten.
3 Een werkmethode opvolgen
  • volgens een voorgeschreven procedure de taken uitvoeren.
4 Een administratie bijhouden
  • een administratie van de eigen werkzaamheden bijhouden.
5 Materialen en grondstoffen herkennen  
6 Gereedschappen gebruiken en machines bedienen  
7 Onderhoudsvoorschriften naleven
  • de werkomgeving ordelijk houden;
  • de werkomgeving onderhouden;
  • de werkomgeving opruimen;
  • machines en materiaal wegbergen ;
  • gereedschappen, machines en materialen in orde houden;
  • persoonlijke beschermingsmiddelen in orde houden;
  • onderhoudsvoorschriften toepassen.
8 In team werken
  • werkafspraken maken en naleven;
  • verantwoordelijkheid voor eigen taken opnemen;
  • aan een briefing deelnemen;
  • persoonlijke, gemeenschappelijke en groepsbelangen onderscheiden.
9 Met voorschriften inzake kwaliteit, welzijn, veiligheid en milieu omgaan, vooral:

  • afval en restproducten sorteren en verwijderen
  • met gevaarlijke stoffen weten om te gaan
  • vigerende regelgeving inzake hygiëne, veiligheid en milieu toepassen;
  • werkplaatsregels toepassen;
  • veiligheidspictogrammen opvolgen;
  • veiligheidsrichtlijnen toepassen;
  • veiligheidsnormen en -reglementering naleven;
  • rekening houden met de eigen veiligheid en die van derden;
  • met gevaarlijke stoffen kunnen omgaan;
  • voorschriften in verband met insecticiden en pesticiden toepassen;
  • gevaarlijke situaties, problemen, risicosituaties, onregelmatigheden en defecten herkennen en melden;
  • globale beschermingsmiddelen gebruiken;
  • persoonlijke beschermingsmiddelen gebruiken;
  • de werkplek ordelijk houden;
     
  • de persoonlijke hygiëne verzorgen;
  • hygiënisch werken;
  • infecties voorkomen;
  • kleine verwondingen verzorgen;
  • beroepsziekten voorkomen;
  • een ergonomische werkhouding aannemen;
  • ergonomische regels inzake til- en verplaatsingstechnieken toepassen;
     
  • volgens vooropgestelde kwaliteitsnormen werken;
  • de kwaliteit van het eigen werk controleren;
  • het resultaat met de opdracht vergelijken;
  • het eigen werk bijsturen;
  • het werk binnen de toegemeten tijd verrichten;
     
  • afval en restproducten volgens richtlijnen sorteren;
  • afval en restproducten volgens richtlijnen opslaan;
  • afval en restproducten volgens richtlijnen verwijderen;
  • tuinafval sorteren;
  • tuinafval verwerken in een composthoop;
  • ecologisch werken;
     
  • vertrouwelijke informatie omzichtig behandelen.

Planten en gewassen

competenties concretiseringen
10 Planten en gewassen herkennen In functie van de eigen werkzaamheden en in functie van toepassing in de tuin, planten en gewassen:
  • onderscheiden;
  • aanduiden;
  • benoemen.

Bodembewerking

competenties concretiseringen
11 Spitten en ploegen
  • vlakspitten;
  • een steek diep spitten;
  • mest en compost onderspitten;
  • gras en onkruid onderspitten;
  • een winterbed opzetten en afspitten;
  • voor het ploegen motoculteur en lichte tractor gebruiken.
12 Frezen
  • tuin- en bedrijfsmachines gebruiken.
13 Egaliseren
  • met een hark nivelleren;
  • met een schop nivelleren;
  • bij het nivelleren gebruik maken van apparatuur.
14 De bodem klaarleggen om te zaaien en te planten
  • de bodem klaarleggen;
  • plantfolie gebruiken;
  • antiworteldoek gebruiken.

Teelttechnieken

competenties concretiseringen
15 Vermeerderingstechnieken uitvoeren
  • zaaien in zaaiteil;
  • zaaien op rij;
  • breedwerpig zaaien;
  • topstekken;
  • stengelsteken;
  • scheuren;
  • enttechnieken op houtachtige gewassen toepassen.
16 Planten en verplanten
  • in volle grond planten en verplanten;
  • in containercultuur planten en verplanten.
17 Oppotten en verpotten
  • potten en bloembakken gebruiken;
  • watercultuur toepassen.
18 Wieden  
19 Harken  
20 Schoffelen  
21 Uitdunnen
  • uitdunnen;
  • groeiremmers gebruiken.
22 Begieten
  • manueel en machinaal gieten, broezen en vernevelen.
23 Steunen en aanbinden
  • steunwerk bij solitaire struiken en bomen toepassen.
24 Snoeien
  • snoeitechnieken in functie van de bloemvorming bij lente- en zomerbloeiers toepassen;
  • snoeitechnieken bij solitaire struiken, bomen en hagen toepassen.
  Oogstregeling toepassen:
  • bloeiremmers en -stimulatoren gebruiken;
  • belichting regelen.

Onderhoud van tuinen

competenties concretiseringen
25 Onkruid bestrijden
  • preventieve onkruidbestrijding toepassen;
  • courante onkruiden herkennen;
  • herbiciden gebruiken.
26 Ziekten en plagen bestrijden
  • ziekten en plagen herkennen;
  • ziekten en plagen voorkomen;
  • ziekten en plagen op een verantwoorde manier bestrijden;
  • principes van geïntegreerde bestrijding van ziekten en plagen toepassen.
27 Wild afweren  
28 Organische en scheikundige meststoffen gebruiken
  • organische en scheikundige meststoffen herkennen;
  • organische en scheikundige meststoffen op een verantwoorde manier gebruiken;
  • bodemverbeteraars herkennen;
  • bodemverbeteraars gebruiken.
29 Hagen snoeien
  • dood hout uitsnoeien;
  • vormsnoei uitvoeren;
  • groepssnoei voor struikmassieven uitvoeren;
  • verjongingssnoei uitvoeren;
  • hagen manueel scheren;
  • hagen machinaal scheren.
30 Grasmaaien
  • gazon machinaal maaien;
  • manueel en machinaal verticuteren;
  • randen en grasboorden manueel en machinaal steken en onderhouden;
  • mosbestrijding toepassen;
  • beregeningstechnieken toepassen.

Oogsttechnieken

competenties concretiseringen
31 Groenten oogsten
  • groenten volgens de gangbare technieken oogsten.
32 Fruit oogsten
  • fruit volgens de gangbare technieken oogsten.
33 Gewassen rooien
  • gewassen manueel en machinaal rooien.

Voorbereiding verkoop

competenties concretiseringen
34 Groenten verkoopklaar maken
  • principes voor het verkoopklaar maken van groenten toepassen;
  • groenten verpakken;
  • groenten bewaren.
35 Fruit verkoopklaar maken
  • principes voor het verkoopklaar maken van fruit toepassen;
  • fruit verpakken;
  • fruit bewaren.
36 Planten verkoopklaar maken
  • principes voor het verkoopklaar maken van planten toepassen;
  • planten verpakken;
  • planten bewaren.

Facultatief: Aanleg van tuinen

competenties concretiseringen
37 Tuinen aanleggen
  • een terrein opmeten;
  • een terrein opzetten;
  • een teeltplan uitvoeren.
38 Boorden en paden aanleggen
  • onderlaag en bestratingbed leggen;
  • eenvoudige vlakke wegbedekking in klinkers, tegels en boordstenen leggen.
 
De ondersteunende kennis en sleutelvaardigheden worden geselecteerd uit de ontwikkelingsdoelen ASV OV3 en gekaderd binnen het handelingsplan.
 
Na het behalen van alle competenties wordt aan de leerling het getuigschrift “tuinbouwarbeider” uitgereikt.
 
Nuttige links

naar boven

Laatst gewijzigd op: 21/08/2018