[an error occurred while processing this directive]
|
Infomap bij de ontwikkelingsdoelen Algemene en
Sociale Vorming BuSO OV3
|
Ontwikkelingsdoelen |
Concretiseringen en voorbeelden |
---|---|
1 De leerling interpreteert een non-verbale uiting, situeert ze en reageert gepast. (TV 1) |
Weet wat hij moet doen als een agent zijn arm opsteekt. |
2 De leerling kan uit non-verbale gedragingen van een spreker een voor hem bedoelde boodschap achterhalen. (TV 2) |
Weet wanneer een boodschap voor hem alleen of ook voor hem bedoeld is. |
3 De leerling leidt gevoelens bij de spreker uit zijn non- verbaal gedrag af. (TV 3) |
Boze stem, vriendelijke stem, droevige stem. |
4 De leerling onderscheidt geluiden, lichaamstaal en beelden inhoudelijk. (TV 4) |
Een sirene, pijnkreet, uitroep van vreugde. |
Ontwikkelingsdoelen |
Concretiseringen en voorbeelden |
---|---|
5 De leerling herkent klanken auditief. (TV 5) |
|
6 De leerling begrijpt eenvoudige omgangstaal in functionele situaties. (TV 6) |
Geef mij je agenda. |
7 De leerling begrijpt woorden die abstracte begrippen en gevoelens uitdrukken. (TV 7) |
Blij, bang, boos, teleurgesteld, liefde. |
8 De leerling begrijpt diverse ruimte- en tijdsaanduidingen. (TV 8) |
Boven, onder, achter. Half vier, nu, morgen, straks, later. |
9 De leerling begrijpt kwalitatieve begrippen. (TV 9) |
Beter dan, verzorgd, afgewerkt. |
10 De leerling begrijpt kwantitatieve begrippen. (TV 10) |
Alle, de helft, weinig, veel meer, minder. |
11 De leerling achterhaalt informatie in voor hem bestemde tekstsoorten. (TV 11) |
Instructies van leraren of medeleerlingen, gesprek, verhaal, telefoongesprekken, mededelingen, informatieve radio- en tv-uitzendingen, dramatische vormen, informatieve teksten, betoog. |
Ontwikkelingsdoelen |
Concretiseringen en voorbeelden |
---|---|
12 De leerling begrijpt de chronologie in een verhaal of feitenrelaas. (TV 12) |
Reconstrueert met gegeven zinnen een verhaal of feitenrelaas. |
13 De leerling onderscheidt hoofd- en bijzaken. (TV 13) |
Omschrijft over wie of wat de tekst, het verhaal, de film, de uiteenzetting gaat. |
14 De leerling achterhaalt de essentie in een boodschap. (TV 14) |
Geeft de hoofdgedachte uit de tekst, het verhaal, de uiteenzetting met eigen woorden weer. |
15 De leerling onderscheidt herhalingen en verduidelijkingen. (TV 15) |
Licht de hoofdgedachte uit de tekst, het verhaal, de uiteenzetting toe aan de hand van een voorbeeld. |
16 De leerling onderscheidt oorzaak en gevolg. (TV 16) |
In een betoog, gesprek of verhaal. |
Ontwikkelingsdoelen |
Concretiseringen en voorbeelden |
---|---|
17 De leerling legt een verband tussen wat hij hoort en ziet. (TV 17) |
Hoort de 100 en ziet 2 gebotste auto’s: er zijn mensen gekwetst. |
18 De leerling begrijpt een verbale uiting en voert ze uit na eigen evaluatie. (TV 18) |
Als de stapel te hoog wordt, begin je een nieuwe stapel. |
19 De leerling onderscheidt inconsequenties in een verhaal.(TV 19) |
Zet na een relaas van een klasgenoot de juiste en onjuiste verklaringen op een rijtje. |
20 De leerling onderscheidt feiten van meningen. (TV 20) |
Zet na een conversatie tussen klasgenoten de feiten en de meningen op een rijtje. |
21 De leerling begrijpt eenvoudige kritiek in een gesprek.(TV 21) |
|
22 De leerling verwerkt voor hem bedoelde informatie. (TV 22) |
Voert een mondeling gegeven enkelvoudige opdracht uit. |
23 De leerling begrijpt, ordent en beoordeelt verschillende voor hem bedoelde instructies. (TV 23) |
Voert een mondeling gegeven meervoudige opdracht uit, na eigen interpretatie. |
24 De leerling maakt een onderscheid tussen relevante en niet-relevante informatie. (TV 24) |
Distilleert uit een uiteenzetting de voor hem bruikbare informatie. Vertelt bondig een geziene film. |
Taalvaardigheid zal ook de sociaal-emotionele ontwikkeling van jongeren bevorderen. Daarom is het wenselijk ook ontwikkelingsdoelen te selecteren uit de rubriek sociaal-emotionele educatie (SE 35 t.e.m. 77). |
Ontwikkelingsdoelen |
Concretiseringen en voorbeelden |
---|---|
25 De leerling toont empathie. (TV 25) |
Ziet wanneer iemand verdrietig is en reageert hierop met gepaste woorden en daden. Leeft zich, in de problematiek die weergegeven wordt in een film in. Leeft zich in de gevoelens, gemoedsstemmingen en belevenissen van zijn gesprekspartner, in. |
Ontwikkelingsdoel |
---|
26 De leerling past communicatiebevorderende middelen toe zoals luisterdoel bepalen, aanwijzingen binnen de communicatiesituatie gebruiken, zich concentreren, vragen stellen bij onduidelijkheid, belangrijke informatie noteren. (TV 26) |
Ontwikkelingsdoelen |
Concretiseringen en voorbeelden |
---|---|
27 De leerling reflecteert over het taalgebruik van de spreker. (TV 27) |
Vraagt zich af waarom de spreker streektaal gebruikt of algemeen Nederlands, of vaktaal. |
28 De leerling reflecteert over het eigen luistergedrag. (TV 28) |
Vraagt zich af hoe het komt dat hij enkel het begin van de opdracht heeft gehoord. |
Ontwikkelingsdoelen |
Concretiseringen en voorbeelden |
---|---|
29 De leerling is bereid zich te concentreren op de inhoud. (TV 29) |
Laat zich niet afleiden door zijn omgeving. |
30 De leerling is voldoende weerbaar om het beluisterde te toetsen aan eigen inzichten. (TV 30) |
Luistert met een gepaste kritische instelling naar het verhaal of de boodschap van anderen en toetst de verkregen informatie aan wat hij zelf weet over het besproken onderwerp. |
31 De leerling beseft dat hij op een beleefde manier opdrachten, uitdagingen, vragen kan afwijzen.(TV 31) |
Weigert een opdracht of vraag uit te voeren als dit niet strookt met de gangbare normen. |
32 De leerling is bereid zijn gedrag aan te passen naar aanleiding van een boodschap of instructie. (TV 32) |
Doet zijn voeten van de bank als de treinwachter hem dat vraagt. |
33 De leerling leeft luisterconventies na zoals spreker laten uitspreken, op een beleefde manier onderbreken, via non-verbale taal de spreker aanmoedigen, de spreker aansporen om meer uitleg te geven, de dingen zien vanuit het standpunt van de spreker, de inhoud van de boodschap centraal stellen, objectief en rechtvaardig zijn bij het beluisteren van de boodschap, luisteren om te begrijpen, het gezegde beoordelen na de boodschap. (TV 33) |
Ontwikkelingsdoel |
---|
34 De leerling maakt een portfolio van zijn luistervaardigheid in een andere taal. (TV 34) |
Ontwikkelingsdoelen |
Concretiseringen en voorbeelden |
---|---|
35 De leerling articuleert duidelijk. (TV 35) | Spreekt woorden duidelijk uit zodat ze door de toehoorder kunnen begrepen worden. |
36 De leerling spreekt in een rustig tempo. (TV 36) | |
37 De leerling geeft de dingen een juiste naam. (TV 37) | Hanteert de juiste woordenschat. |
38 De leerling spreekt standaard Nederlands. (TV 38) | |
39 De leerling drukt zich bij het spreken in zinnen uit. (TV 39) | |
40 De leerling gebruikt woordenschat eigen aan zijn beroepenveld in een zinvol verband. (TV 40) | Gebruikt de juiste vakterminologie. |
41 De leerling gebruikt woordenschat over maatschappelijke thema's in een zinvol verband. (TV 41) |
Kent courant gebruikte woorden en uitdrukkingen en gebruikt deze in een zinvol verband. |
Ontwikkelingsdoelen |
Concretiseringen en voorbeelden |
---|---|
42 De leerling gebruikt gepaste taal en omgangsvormen afhankelijk van de persoon en van de situatie. (TV 42) |
Persoon: Tegenover leerlingen, vrienden, directie, gekende volwassenen Situatie: In telefoongesprekken, bij sollicitatiegesprekken |
43 De leerling gebruikt gepaste beleefdheidsformules. (TV 43) |
Zegt “Gefeliciteerd met je huwelijk” bij een huwelijk. |
Taalvaardigheid zal ook de sociaal-emotionele ontwikkeling van jongeren bevorderen. Daarom is het wenselijk ook ontwikkelingsdoelen te selecteren in verband met sociale vaardigheden en competentie uit de rubriek sociaal-emotionele educatie: SE 35 t.e.m. 77. |
Ontwikkelingsdoelen |
Concretiseringen en voorbeelden |
---|---|
44 De leerling beschrijft voorwerpen, personen, situaties, gebeurtenissen zodat ze begrepen en herkend kunnen worden. (TV 44) |
Vertelt met eigen woorden over gekende personen, gebeurtenissen, dagdagelijkse situaties. |
45 De leerling verwoordt een geschreven instructie in eigen woorden. (TV 45) |
Legt na het lezen van een opdracht, aan een klasgenoot uit wat er precies moet gebeuren. |
46 De leerling stelt een duidelijke vraag naar informatie. (TV 46) |
Vraagt informatie over een onderwerp dat hem aanbelangt. |
47 De leerling vertelt verkregen informatie duidelijk, bondig en begrijpelijk na. (TV 47) |
Brengt verslag uit, vertelt een gelezen boek of een bekeken film. |
48 De leerling is mondeling assertief. (TV 48) |
Blijft doorvragen tot hij de boodschap begrepen heeft. Blijft zijn boodschap herformuleren tot hij merkt dat de toehoorder de boodschap heeft begrepen. |
Ontwikkelingsdoelen |
Concretiseringen en voorbeelden |
---|---|
49 De leerling verwoordt een gedachtegang logisch. (TV 49) |
Vertelt een logisch verhaal. |
50 De leerling geeft een duidelijke mondelinge instructie. (TV 50) |
Vertelt aan anderen wat er moet gedaan worden bij het schoonmaken van groenten. |
Ontwikkelingsdoelen |
Concretiseringen en voorbeelden |
---|---|
51 De leerling reageert kritisch op een sociaal aanvaardbare wijze. (TV 51) |
Verwoordt voor- en nadelen over de keuze en duidt zo zijn voorkeur. |
52 De leerling argumenteert. (TV 52) |
Licht standpunten toe: voor of tegen. |
Ontwikkelingsdoelen |
Concretiseringen en voorbeelden |
---|---|
53 De leerling neemt deel aan een dialoog, een gesprek. (TV 53) |
Over de actualiteit, een toneelstuk, een boek. |
54 De leerling gaat een dialoog met anderen aan. (TV 54) |
Een interview, een enquête, een gesprek. |
55 De leerling drukt door middel van mimiek en gebaren gevoelens uit. (TV 55) |
Lacht als hij blij is, trekt een verkrampt gezicht als hij pijn heeft. |
56 De leerling gebruikt ik–boodschappen. (TV 56) |
“Ik vind het vervelend in een rommelige klas te zitten. Ik zou liever hebben dat jij je jas aan de kapstok hangt”. |
57 De leerling uit eigen mening en argumenteert gepast. (TV 57) |
Zegt waarom hij een bepaalde stageplaats boven een andere verkiest. |
58 De leerling verwoordt gevoelens op een sociaal aanvaardbare manier. (TV 58) |
Zegt dat hij het heel jammer vindt dat zijn vriendin het uitgemaakt heeft, zonder daarbij die vriendin te verwijten voor rotte vis en zonder daarbij de boel kort en klein te slaan. |
Ontwikkelingsdoelen |
Concretiseringen en voorbeelden |
---|---|
59 De leerling past communicatiebevorderende technieken toe zoals: (TV 59) |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Ontwikkelingsdoel |
Concretiseringen en voorbeelden |
---|---|
60 De leerling reflecteert over zijn spreekgedrag en de inhoud. (TV 60) |
Gaat na of hij zich duidelijk genoeg heeft uitgedrukt. Gaat na of hij duidelijk genoeg is overgekomen. Gaat na of de inhoud is begrepen. |
Ontwikkelingsdoelen |
Concretiseringen en voorbeelden |
---|---|
61 De leerling heeft positieve bereidheid om het woord te nemen. (TV 61) |
Durft bezoekers van een andere school begroeten en rondleiden. |
62 De leerling is bereid spontaan iets over zichzelf te vertellen. (TV 62) |
Vertelt wat er tijdens het weekeinde gebeurde en hoe hij zich daarbij voelde. |
63 De leerling heeft een positieve houding ten overstaan van na te leven gespreksconventies. (TV 63) |
Spant zich in om algemeen Nederlands te praten in de klas. Is bereid anderen aan het woord te laten vooraleer zelf het woord te nemen. |
64 De leerling is bereid constructief aan een gesprek deel te nemen. (TV 64) |
Luistert aandachtig. Spant zich in om een bijdrage te kunnen leveren. |
65 De leerling is bereid respect te tonen voor de gesprekspartner. (TV 65) |
Verwijt de andere niet als die er een andere mening op na houdt. |
66 De leerling durft voor de eigen mening op te komen. (TV 66) |
Zegt wat hij denkt, ook al zeggen de anderen iets anders. |
67 De leerling is bereid tot overleggen en onderhandelen. (TV 67) |
Bespreekt met anderen hoe een gezamenlijke opdracht zal uitgevoerd worden en maakt afspraken hierover. |
68 De leerling is bereid gepaste non-verbale communicatiestrategieën te gebruiken om zijn communicatie te ondersteunen. (TV 68) |
Bodylanguage, lichaamshouding, oogcontact. |
Ontwikkelingsdoel |
---|
69 De leerling maakt een portfolio van zijn spreekvaardigheid in een andere taal. (TV 69) |
Ontwikkelingsdoel |
Concretiseringen en voorbeelden |
---|---|
70 De leerling achterhaalt informatie in voor hem bestemde tekstsoorten. (TV 70) |
Symbolen, pictogrammen, signaalwoorden, instructies, schema’s, informatieve teksten, functionele teksten, gedichten. |
Ontwikkelingsdoel |
Concretiseringen en voorbeelden |
---|---|
71 De leerling zoekt en ordent informatie op overzichtelijke wijze in voor hem bestemde en gestructureerde tekstsoorten. (TV 71) |
School- en studieteksten. Instructies bij schoolopdrachten. |
Ontwikkelingsdoel |
Concretiseringen en voorbeelden |
---|---|
72 De leerling beoordeelt informatie die voorkomt in verschillende voor hem bestemde teksten. (TV 72) |
Brieven, kranten en tijdschriften, oproepen en reclameteksten, encyclopedieën en themaboeken, catalogi, huurcontracten, stagecontracten en werkcontracten. |
Ontwikkelingsdoelen |
Concretiseringen en voorbeelden |
---|---|
73 De leerling herkent en benoemt symbolen, pictogrammen en signaalwoorden en volgt ze op. (TV 73) |
Volgt de pictogrammen die de nooduitgang aangeven bij een evacuatieoefening. |
74 De leerling interpreteert eenvoudige grafische voorstellingen, schema’s, tabellen en plattegronden. (TV 74) |
Een temperatuurcurve, een tabel met openingsuren, een bus of treintabel, de plattegrond van de school, een ziekenhuis, … |
75 De leerling leest een zin begrijpend. (TV 75) |
Begrijpt wat hij leest. |
76 De leerling onderscheidt hoofd- en bijzaken in een tekst. (TV 76) |
Bij het lezen van de gebruiksaanwijzing van een huishoudtoestel, een werkplan. |
77 De leerling begrijpt een vragenlijst. (TV 77) |
Beantwoordt de vragen in een voor hem bedoelde enquête. |
78 De leerling rangschikt een verhaal chronologisch. (TV 78) |
Vertelt in een logische volgorde: wat eerst gebeurde wordt eerst verteld. |
Ontwikkelingsdoelen |
Concretiseringen en voorbeelden |
---|---|
79 De leerling leest woorden technisch correct. (TV 79) |
Leest het verschil tussen staart en straat. |
80 De leerling leest zinnen in een behoorlijk tempo en op natuurlijke toon. (TV 80) |
Houdt rekening met de interpunctie. Leest niet monotoon of geaffecteerd. |
81 De leerling gebruikt leesbevorderende aanwijzingen. (TV 81) |
Illustraties, grafische kenmerken van de tekst. |
Ontwikkelingsdoelen |
Concretiseringen en voorbeelden |
---|---|
82 De leerling reflecteert over de bedoeling van de schrijver. (TV 82) |
Vraagt zich af of de schrijver informatie wil geven of instructies wil geven. |
83 De leerling reflecteert over eigen leesgedrag en leesresultaat. (TV 83) |
Vraagt zich af waarom hij weinig of juist veel van de gelezen informatie heeft onthouden of begrepen. |
Ontwikkelingsdoelen |
Concretiseringen en voorbeelden |
---|---|
84 De leerling verwerft leesplezier. (TV 84) |
Voor literatuur, historische verhalen, hobbylectuur, stripverhalen, krant, tijdschrift, roman, fictie en non-fictie. |
85 De leerling gebruikt de gepaste nauwkeurigheid in functie van tekstsoorten. (TV 85) |
Leest nauwkeuriger zijn huurcontract dan een sportreportage in de krant. |
86 De leerling is bereid om leesstrategieën te gebruiken om zijn leesgedrag te verbeteren. (TV 86) |
Is bereid om een onduidelijke passage te herlezen. |
87 De leerling is bereid zich te concentreren. (TV 87) |
Zie ook LL 1 en 2. |
88 De leerling gaat, waar nodig, discreet om met de gelezen informatie. (TV 88) |
Gaat discreet om met informatie over de gezondheidstoestand van een bejaarde patiënt die hij tijdens de stage heeft verzorgd. |
Ontwikkelingsdoel |
---|
89 De leerling maakt een portfolio van zijn leesvaardigheid in een andere taal. (TV 89) |
Ontwikkelingsdoel |
Concretiseringen en voorbeelden |
---|---|
90 De leerling schrijft voor hem bedoelde relevante informatie over of noteert deze. (TV 90) |
Telefoonnummers, namen van personen of lokalen, mededelingen, voor zichzelf begrijpbare notities … |
Ontwikkelingsdoelen |
Concretiseringen en voorbeelden |
---|---|
91 De leerling kan een korte mededeling formuleren. (TV 91) |
Korte mededeling: |
92 De leerling vult een voor hem bestemd formulier in. (TV 92) |
Een studiebeursformulier, een sollicitatieformulier, een inlichtingenformulier voor de sportclub. |
93 De leerling beantwoordt een voor hem bestemde vragenlijst. (TV 93) |
Een enquête. |
Ontwikkelingsdoelen |
Concretiseringen en voorbeelden |
---|---|
94 De leerling schrijft leesbaar. (TV 94) |
|
95 De leerling past de grootte van zijn handschrift aan de beschikbare ruimte aan. (TV 95) |
Bij het invullen van een cheque, formulieren. |
96 De leerling heeft oog voor een goede bladvulling. (TV 96) |
Adresseert een brief op een gepaste wijze. Verzorgt de schikking van de woorden bij het schrijven van een kaartje. Hanteert een goede bladschikking bij het schrijven van een brief. |
Ontwikkelingsdoel |
---|
97 De leerling past communicatiebevorderende middelen toe zoals schrijfdoel bepalen, een schrijfplan opstellen, lijsten met beleefdheidsformules gebruiken, een modelbrief aanpassen en hulp vragen. (TV 97) |
Ontwikkelingsdoelen |
Concretiseringen en voorbeelden |
---|---|
98 De leerling reflecteert over de stappen in het schrijfproces. (TV 98) |
Vraagt zich af of hij wel de juiste hulpmiddelen heeft gebruik. Vraagt zich af of hij wel alle beschikbare hulpmiddelen heeft gebruikt. Neemt de gewoonte aan om te werken volgens een vast stappenplan en gaat voor zichzelf na of al deze stappen gevolgd werden. |
99 De leerling reflecteert over het gebruik van hulpmiddelen. (TV 99) |
Vraagt zich af of de nodige hulpmiddelen adequaat gebruikt zijn. |
100 De leerling reflecteert over het schrijfdoel. (TV 100) |
Vraagt zich af of zijn schrijfproduct juist overkomt bij diegenen voor wie de tekst bestemd is. |
101 De leerling reflecteert over de inhoud van zijn tekst. (TV 101) |
Controleert zijn teksten op inhoudelijke aspecten. |
Ontwikkelingsdoelen |
Concretiseringen en voorbeelden |
---|---|
102 De leerling is bereid zijn teksten te verzorgen. (TV 102) |
Houdt rekening met handschrift en lay-out. Neemt de gewoonte aan om zijn teksten te controleren op schrijffouten. |
103 De leerling gaat voorzichtig om met schriftelijke mededelingen en is behoedzaam in het gebruik van zijn handtekening. (TV 103) |
Zet enkel zijn handtekening onder documenten waarvan hij de inhoud begrijpt. Zet enkel zijn handtekening onder documenten die hem door uiterst betrouwbare personen zijn toegelicht. |
104 De leerling maakt een portfolio van zijn schrijfvaardigheid in een andere taal. (TV 104) |