[an error occurred while processing this directive]


 

Informatiemap BuBaO: deel 4: buitengewoon onderwijs type 1

9 Leergebied muzische vorming

9.1 Kerngedachten

Muzische Vorming activeert het leerproces door mogelijkheden aan te reiken om de wereld te verkennen en te begrijpen, individuele bekwaamheden te ontwikkelen, maar vooral om met vreugde en plezier de zelfexpressie te ontdekken en te verruimen.
Kinderen met een licht mentale handicap hebben doorgaans een achterstand in de ontwikkeling van waarneming, lichaamsschema, ruimte- en tijdsbeleving, grote of kleine motoriek, richtingsbewustzijn en -gevoel. Doordat hun waarneming eerder oppervlakkig en weinig gedifferentieerd is, is ook hun voorstellingsvermogen anders. Muzische Vorming biedt mogelijkheden en stimulansen om problemen aan te pakken. Een belangrijk pluspunt hierbij is dat leerlingen doorgaans vreugde en plezier beleven tijdens het muzisch handelen. Muzische vorming werkt aan exploreren en experimenteren, waarnemen, reflecteren, fantaseren, verbeelden, vormgeven, kwalificeren, oriënteren, verwoorden, waarderen en evalueren. Om dit te kunnen realiseren, werd bij het formuleren van de ontwikkelingsdoelen vertrokken van de volgende uitgangspunten.

De communicatie
In het muzisch handelen communiceren kinderen via tekens, kleuren, vormen, gebaren, bewegingen, woorden, zinnen, klanken en geluiden. Via creatieve en expressieve activiteiten geven ze vorm aan hun innerlijke wereld en aan de manier waarop ze de buitenwereld ervaren. Ze leren zich uiten in diverse expressievormen. Bij leerlingen in het type 1-onderwijs kunnen deze uitdrukkingsvormen zelfs een alternatief vormen ter compensatie van hun problemen met "talige" communicatie. Het muzisch handelen verschaft hen een taal om toch gevoelens, gedachten, ervaringen en fantasieën te uiten, die ze anders niet kunnen of durven verwoorden.

De verwerkingsfunctie
Kinderen kunnen door hun muzisch handelen ervaringen, conflicten, angsten en spanningen herbeleven en verwerken. De gebeurtenissen worden verpakt in een verhaal dat wordt verteld, gezongen, gedanst of beeldend vormgegeven. Hierbij is het verhaal een poging om met problemen om te gaan of om ervaringen te verwerken. Het kind tracht via muzisch handelen sterk geladen situaties te begrijpen en te beheersen.

Symbolisch en creatief denken en handelen
Creatieve expressie is een belangrijke schakel in de ontwikkeling van het voorstellingsvermogen, van het symbolisch en creatief denken en handelen. Door activiteiten zoals imiteren, symbolisch spel en tekenen leren kinderen omgaan met het onderscheid tussen symboliek en realiteit. De meeste kinderen leren spelenderwijs. Bij leerlingen met een mentale handicap manifesteert de ontwikkelingsvertraging zich ook in de spelontwikkeling. Het creatief vermogen wordt gestimuleerd door leerlingen uit te nodigen om in allerlei situaties verschillende oplossingen te zoeken.

Sociaal-emotionele vaardigheden
Muzisch bezig zijn kan een bijdrage leveren tot de ontwikkeling van sociale competenties. Muzische activiteiten vormen een ideaal platform om anderen te ontmoeten en met anderen samen te werken aan de realisatie van een gemeenschappelijk doel. Jongeren leren samen plannen, overleggen, beslissingen nemen, afspraken maken, oplossingen bedenken en elkaar helpen.
Door het uitvoeren van activiteiten ontstaat een wisselwerking tussen leerkracht en leerlingen, en tussen de leerlingen onderling. Muzische activiteiten bevorderen het samenwerken, het samenleven, het samen leren en het ontwikkelen van een positief zelfbeeld. Via muzisch handelen wordt gewerkt aan het herstellen van het zelfvertrouwen en het ontwikkelen van meer zelfsturing en zelfstandigheid.
Hoewel het muzische ondeelbaar is en als geheel vervat zit in het ontwikkelingsproces, worden de ontwikkelingsdoelen toch ondergebracht in een aantal afzonderlijke domeinen.

9.1.1 Domein beeld

Bij beeldende expressie gebruiken we verschillende beeldaspecten om zintuiglijke impressies, gevoelens en ideeën vorm te geven en te communiceren. Beeldtaal leert kinderen bewuster waarnemen en eigenschappen van materialen en gereedschappen ontdekken. Zij leren beelden interpreteren en evalueren.

9.1.2 Domein muziek

Het domein "Muziek" verwijst naar het muzikale en de muzikale beleving. Muzikale expressie betekent zich uitdrukken via muzikale elementen zoals klanken en geluiden. Leerlingen nemen muzikaal actief deel aan het maken, beluisteren en zelf samenstellen van klanken en geluiden. Essentieel is dat kinderen genieten van het experimenteren met klank en geluid.

9.1.3 Domein drama

Drama is een expressievorm waarin situaties, ideeën, ervaringen en emoties via spel tot uitdrukking worden gebracht. Drama betekent met woord en beweging inpikken op en nabootsen van de werkelijkheid. Bij dramatische expressie krijgt een gegeven vorm, binnen een bepaalde ruimte en tijd en via personages. Kinderen krijgen kansen om ideeën en gevoelens over te brengen met stem, gebaar en bewegingen in reële of verzonnen situaties. Daardoor ontwikkelen zij vaardigheden en technieken om zich maximaal te uiten.

9.1.4 Domein beweging

Het domein "Beweging" opent de weg naar de wereld van de dans, van de lichaamstaal en het beheerst muzisch bewegen. Bij bewegingsexpressie wordt creatief omgegaan met lichaam, kracht, tijd en ruimte. Om hun bewegingsmogelijkheden te ontwikkelen, krijgen leerlingen de kans om de mogelijkheden van hun lichaam te ervaren en te beleven. Belangrijk is dat kinderen met inzicht de expressieve waarde van dans en beweging toepassen met de eigen lichaamstaal.

9.1.5 Domein media

Audiovisuele vormgeving en -expressie is het exploreren en experimenteren met beeld en geluid, om zo de eigen gevoelens, ervaringen en gedachten vorm te geven en aan anderen kenbaar te maken.
Media zijn alle communicatiemiddelen die gebruikt worden om boodschappen in de vorm van geluiden en beelden over te brengen. Aandacht voor massamedia is essentieel in het onderwijs. Kinderen met een licht mentale handicap zijn doorgaans zeer makkelijk te beïnvloeden. Via massamedia worden zowel informatie als waarden en normen overgedragen, die deze kinderen niet in vraag stellen en gewoon overnemen. Bovendien leveren media vaak een "gekleurd" of onvolledig beeld van de werkelijkheid. Kinderen moeten beseffen dat de maatschappij beeld en klank gebruikt voor allerlei zaken en zeker niet alleen voor cultuur en kunst. Ze moeten leren om audiovisuele boodschappen te controleren, te relativeren en er een eigen standpunt over in te nemen. Daardoor zullen ze meer alert omgaan met de media en zullen ze zich minder laten manipuleren.

9.1.6 Attitudes

De attitudes zijn geen specifiek expressiedomein, maar gelden wel voor alle uitdrukkingsvormen. In het buitengewoon onderwijs type 1 verdienen deze attitudes extra aandacht. De problemen waarmee deze kinderen kampen hebben er vaak voor gezorgd dat ze minder actief exploreren en experimenteren, dat ze zich niet creatief durven uiten, dat ze vlugger opgeven en blokkeren bij een probleem en dat ze minder kunnen genieten van muzische activiteiten.

9.2 Ontwikkelingsdoelen muzische vorming

9.2.1 Algemeen

1 De leerling gaat op een speelse manier met beeldtaal, klanktaal, lichaamstaal, woordtaal en audiovisuele taal om.

blijdschap of boosheid uiten via bewegingen, mimiek.

2 De leerling durft zijn eigen fantasierijke en inventieve uitingen tonen.

een dansgroep of zanggroep vormen met enkele vrienden en optreden voor leeftijdgenoten.

3 De leerling uit zich muzisch in een sociaal aanvaardbare context.

zich vragen durven stellen over de uitvoering van zelfgemaakte of beluisterde muziek.

4 De leerling aanvaardt en verwerkt de vormgevingsmogelijkheden en beperkingen van materialen en beelden, instrumenten en klanken, bewegingen en lichaamstaal, woorden en stem.

door scheuren, zagen, plooien, snijden, binden, vlechten, problemen van schikking en compositie, licht en donker, contrast, vorm, evenwicht en stabiliteit oplossen.

5 De leerling stelt zich open voor kunst.

kijkt en luistert graag naar mooie dingen.

6 De leerling kiest een aangepaste muzische techniek of werkvorm om een impressie over te brengen of een muzische creatie samen te stellen.

uit een bepaald aanbod de juiste materialen kiezen om de expressie te versterken.

9.2.2 Beeld

7 De leerling doet impressies op door betasten en voelen (tactiel), door kijken en zien (visueel), verwerkt deze impressies en praat erover.

ontdekt en ervaart de expressieve eigenschappen van allerlei materiaal zoals de geur van lijm, het ritselen van papier, de kneedbaarheid van klei.

8 De leerling onderscheidt en verwoordt verscheidene beeldaspecten (kleur, lijn , vorm, vlak en ritme).

bij het ontdekken van de veranderende kleuren van de seizoenen, vlakke muren en daken, de vormen van hoge gebouwen.

9 De leerling onderscheidt materialen en technieken door observeren, exploreren en experimenteren.

ontwikkelt materiaalgevoeligheid.

10 De leerling ontwikkelt een toenemende vaardigheid in het toepassen van technieken.

herkent de materialen en technieken die in een beeldend werk zijn gebruikt.

11 De leerling wendt verschillende beeldende, technische middelen aan en gebruikt ze samen om tot beeldend werk te komen.

vergroot de zeggingskracht van het beeldend werk.

12 De leerling geeft zintuigelijke impressies, informatie, ervaringen, gevoelens en fantasieën op een beeldende manier weer in een persoonlijke authentieke creatie.

een persoonlijke ervaring beeldend weergeven door te schilderen, te tekenen, te stempelen, te boetseren, te timmeren, te bouwen, te fotograferen.

13 De leerling herkent de materialen en technieken die in een beeldend werk zijn gebruikt.

technieken : pentekening, collage.

materialen: doek, gips, klei.

9.2.3 Muziek

14 De leerling ervaart, herkent en bootst het ritme in beluisterde muziek en de geluidsomgeving na.

klanken, geluiden en stiltes.

15 De leerling ervaart en herkent signalen in beluisterde muziek en in de geluidsomgeving.

klapt in de handen bij het horen van een bepaald geluid.

weet dat bij het horen van een bepaald lied de activiteit een einde neemt.

16 De leerling heeft aandacht voor klankeigenschappen.

ervaart en herkent stemmingen in beluisterde muziek en in de geluidsomgeving.

ervaart en herkent de sfeer van beluisterde muziek.

17 De leerling ervaart en herkent de functie en gebruikssituatie van klanken, geluiden en muziek.

ontspanning, in de wachtkamer, in een restaurant, op een feestje, in een film.

18 De leerling ontdekt het gevarieerde muziekaanbod in de wereld van geluiden.

fluiten van vogels, de fanfare in de straat, het ritme van een voorbijrazende trein, het getik van een lekkende kraan.

19 De leerling doet muzikale impressies op uit de geluidomgeving.

speelt met liederen en muziekfragmenten.

20 De leerling experimenteert met klank, stem, instrument en test verschillende klankbronnen uit op hun klankwaarde en maakt er gebruik van in een muzikaal (samen)spel.

maakt afspraken met anderen en houdt bij het samenspel of de samenzang rekening met eenvoudige afspraken.

improviseert bij het samen muziek maken.

21 De leerling ontwikkelt een toenemende stembeheersing.

van klanken nabootsen tot toon overnemen.

22 De leerling speelt met liederen en muziekfragmenten.

spontaan meezingen, neuriën, klappen van een gekende melodie.

23 De leerling houdt bij het samenspel of de samenzang rekening met eenvoudige afspraken.

rekening houden met een begin- en eindsignaal bij het in groep musiceren.

24 De leerling ervaart dat hijzelf in staat is om eenvoudige composities te maken.

zelf en samen met anderen op een elementaire wijze componerend omgaan met stilte, ritme, klank en geluid.

9.2.4 Drama

25 De leerling experimenteert met verschillende verbale en non-verbale spelvormen.

verwoordt eigen belevenissen, ervaringen, gedachten, gevoelens, handelingen.

leeft zich in in personages en dingen uit de omgeving en beeldt deze uit.

26 De leerling neemt verschillende spelvormen waar.

rollenspel, toneel, mime.

27 De leerling ervaart en ziet dat de juiste verhouding tussen woord en beweging de expressie kan vergroten.

stampen met de voeten als men boos is.

28 De leerling ontwikkelt een aan de speelsituatie aangepaste spreektechniek (articulatie, adembeheersing, tempo, toonhoogte).

reageert expressief met een creatief stem- en taalgebruik en beeldt belevenissen uit.

29 De leerling luistert geconcentreerd naar een gesproken tekst (verteld of voorgelezen) en geeft die mondeling, schriftelijk, beeldend of dramatisch weer.

de verschillende personages onderscheiden en nabootsen.

30 De leerling uit zintuiglijke impressies, ervaringen, gevoelens, fantasieën en gedachten in symbolisch spel.

lichaamshoudingen en bewegingen van personages uit een verhaal of een gedicht uitbeelden in slow-motion of standbeeldvorm.

31 De leerling maakt onderscheid tussen spel en werkelijkheid.

speelt samen met anderen in symbolisch spel.

32 De leerling hanteert spelvormen in een sociale en maatschappelijke context.

sociale situaties bedenken en spelen om ze te onderzoeken en te veranderen.

9.2.5 Beweging

33 De leerling experimenteert met de verschillende bewegingsmogelijkheden van het eigen lichaam.

marcheren, sluipen, rollen, springen, huppelen.

34 De leerling beweegt spontaan mee op muziek.

toont belangstelling om bewegingen nauwkeurig te observeren en na te bootsen.

35 De leerling bouwt een eenvoudig bewegingsverhaal op met als vertrekpunt iets wat gehoord, gezien, gelezen, gevoeld of meegemaakt wordt.

ervaart dat hij een persoonlijke stijl kan en mag ontwikkelen om zijn zintuiglijke impressies, ervaringen, gevoelens, fantasieën, gedachten te uiten via lichaamsexpressie.

zet de waargenomen klanken om in beweging.

verwoordt de eigen dansexpressie.

36 De leerling beweegt op een creatieve manier en bespeelt daarbij een of meer basiselementen van de beweging.

tijd, kracht, ruimte, lichaamsmogelijkheden.

voert kinder-, volks- en andere dansen uit.

37 De leerling beweegt samen met anderen waarbij al improviserend gereageerd wordt op elkaars beweging.

werkt samen met anderen om een eenvoudig dansverloop op te bouwen.

beweegt samen met anderen, waarbij al improviserend gereageerd wordt op elkaars beweging.

38 De leerling begrijpt dat beweging en dans verschillende functies en betekenissen kunnen hebben zowel hier als in andere culturen.

ritmisch bewegen om het werk te verlichten, om regen te vragen, als dank voor de oogst.

9.2.6 Media

39 De leerling experimenteert en stelt daarbij vast dat klanken, beelden en bewegingen elkaar wederzijds beïnvloeden.

klanken en geluiden bedenken bij marcheren, lopen, gaan, sluipen, springen.

40 De leerling ervaart en beseft dat een audiovisele boodschap verschillend kan geïnterpreteerd worden.

stelt de volgorde van een reeks van voorwerpen, prenten, beelden, klanken en geluiden vast. Hij verandert, schikt en herschikt deze volgorde en vertelt er een nieuw verhaal rond.

41 De leerling ervaart dat in een audiovisuele boodschap het aanbrengen van minimale veranderingen een andere betekenis kan veroorzaken.

gaat bewuster luisteren en kijken naar de hoeveelheden geluiden en klanken van zeer eenvoudige audiovisuele boodschappen.

42 De leerling herkent en begrijpt eenvoudige audiovisuele informatie uit de eigen omgeving.

haalt de belangrijkste elementen uit de krant.

43 De leerling onderzoekt en vergelijkt audiovisuele informatie uit de eigen omgeving naar betrouwbaarheid, eenzijdigheid en oppervlakkigheid.

stelt vast hoe de massamedia omgaan met het doorgeven van informatie, ideeën en meningen.

44 De leerling beoordeelt audiovisuele boodschappen (van zichzelf en van anderen) op hun geslaagde en minder geslaagde aspecten.

beoordeelt een persfoto aan de hand van eenvoudige criteria.

45 De leerling wijst soorten van eenvoudige hedendaagse audiovisuele opname- en weergavetoestellen (informatiedragers) aan, benoemt ze en bedient ze creatief.

bedenkt hoe en waarom radioprogramma’s kunnen ontvangen worden, hoe een zendstation werkt, waarvoor een antenne dient.

46 De leerling maakt zelf een audiovisuele boodschap met tekens, kleuren, vormen, gebaren, bewegingen, woorden, geluiden.

een reclamecampagne opbouwen voor het schoolfeest.

47 De leerling relativeert het massale audiovisuele aanbod en plaatst het in zijn context.

besteedt niet alle vrije tijd aan tv kijken.

48 De leerling maakt bewust keuzes binnen het audiovisuele aanbod.

in een tijdschrift informatie opzoeken over de tv programma’s, op basis daarvan een keuze maken, rekening houdend met de beschikbare tijd.

9.2.7 Attitudes

49 De leerling staat open en blijft alert voor nieuwe dingen uit zijn omgeving.

durft via actief manipuleren, transformeren en combineren voor hem nieuwe en ongewone relaties en mogelijkheden te ontdekken.

50 De leerling geniet van het muzisch handelen.

durft zich creatief uit te leven met woord en klank, met vorm en kleur, met allerlei voorwerpen en materialen, met zijn eigen lichaam en/of met anderen.

durft fantasie en verbeeldingskracht te gebruiken.

is trots op wat hij gerealiseerd heeft.

51 De leerling vertrouwt op zijn eigen expressiemogeljkheden.

heeft voldoende geduld en beseft dat het verwerven van muzische technieken en het creëren van een "kunstwerk" vaak veel tijd vergt.

stelt zich vragen tijdens het muzisch handelen en gaat steeds op zoek naar eigen oplossingen voor problemen waarmee hij geconfronteerd wordt bij muzische activiteiten.

ziet in dat "mislukking" in het muzisch handelen niet bij voorbaat negatief is en zelfs kan omgebogen worden tot een authentieke en originele creatie.

gaat indien nodig planmatig te werk bij het muzisch handelen.

52 De leerling betoont respect voor uitingen van leeftijdgenoten, behorend tot de eigen en andere culturen.

ontdekt en beseft dat het muzisch handelen een aanvaardbaar middel is voor communicatie van moeilijk bespreekbare ervaringen, gedachten, gevoelens en problemen.

53 De leerling geniet van de fantasie, de originaliteit, de creativiteit en de zelfexpressie in 'kunstwerken'.

beleeft genoegen aan een schilderij, een toneelstuk, poppentheater.

54 De leerling durft een eigen mening te geven over kunstwerken.

kijkt en luistert zonder vooroordelen naar toneel, film, dans en geeft de positieve en negatieve elementen aan.

naar boven