[an error occurred while processing this directive]


 

Informatiemap BuBaO: deel 4: buitengewoon onderwijs type 1

3 Waarom ontwikkelingsdoelen voor type 1

De ontwikkelingsdoelen voor leerlingen met licht mentale handicap zijn gebaseerd op de basisprincipes voor het buitengewoon onderwijs en op een aantal uitgangspunten die specifiek zijn voor het buitengewoon lager onderwijs type 1.
De einddoelstelling van het type 1-onderwijs is de integratie van leerlingen in een normaal leef- en arbeidsmilieu. Om dit doel te bereiken stimuleren we de vorming van de totale persoonlijkheid. Hierbij is het belangrijk dat de kinderen de elementaire schoolkennis en vaardigheden verwerven. Het is de bedoeling de kernleerstof aan te bieden die een solide basis legt voor de algemene en sociale vorming in het secundair onderwijs.
We kunnen daarom zeggen dat het accent ligt op een systematische verwerving van de instrumentele basisvaardigheden voor het leren op school, waarbij er veel en constante aandacht is voor het ‘leren leren’ en de ‘sociaal-emotionele ontwikkeling’.

Om de klassenraad toe te laten ontwikkelingsdoelen te selecteren die aansluiten bij het ontwikkelingsniveau van het kind, zijn er gedifferentieerde ontwikkelingsdoelen geformuleerd. De ontwikkelingsdoelen omvatten doelen voor leerlingen met een ontwikkelingsniveau tussen ongeveer 4 en 10 jaar. Daarom is een breed, gedifferentieerd gamma van ontwikkelingsdoelen nodig. Deze moeten richtinggevend zijn voor de planning van een didactisch proces.
Om leerlingen in hun ontwikkeling zo ver mogelijk te brengen is het belangrijk dat een orthopedagogisch klimaat gecreëerd wordt waarin een kind zich goed voelt. Het is noodzakelijk dat kinderen een positief en realistisch beeld krijgen van hun mogelijkheden en beperkingen.

Aangezien alle kinderen met een licht mentale handicap op één of andere wijze te kampen hebben met aanpassingsproblemen, dienen we voldoende aandacht te besteden aan de ontwikkeling van sociale vaardigheden. Het orthopedagogisch klimaat mag geen overbeschermende cocon vormen, maar dient ruimte te bieden aan het verwerven van de nodige communicatieve vaardigheden en adequate sociale omgangsvormen. Een ander belangrijk doel is het vergroten van de probleemoplossingsvaardigheden en het inzicht in sociale situaties.
Wegens de algemene ontwikkelingsvertraging is het noodzakelijk dat de leerling in zijn eigen tempo kan ontwikkelen. Dit betekent dat we een onderwijsaanbod creëren waarbij elke leerling kan groeien in het tempo waar hij zich het best bij voelt.

Bij het onderwijsaanbod van het type 1 ligt het accent op functionaliteit. Dit betekent dat het werken aan de verschillende vormen van zelfredzaamheid een centrale plaats krijgt. We streven ernaar dat de leerling zichzelf kan behelpen en zich zelfstandig kan bewegen in de maatschappij. Daarom werken we met leerinhouden uit de concrete ervarings- en belevingswereld van de leerlingen. Zo krijgt het onderwijsaanbod een uitdagende en stimulerende functie.

In het decreet basisonderwijs voorziet de overheid samenwerkingsverbanden tussen het gewoon en het buitengewoon basisonderwijs. Door deze samenwerkingsverbanden wordt het mogelijk dat leerlingen tijdelijk of permanent, gedeeltelijk of volledig, de lessen of activiteiten volgen in het gewoon onderwijs mits ondersteuning vanuit een school voor buitengewoon onderwijs. De overheid streeft immers naar een continuüm van zorg, waarbij scholen voldoende rekening houden met de verschillen in ontwikkelingsmogelijkheden en -tempo tussen de leerlingen. Dit kan enkel door de bestaande schotten tussen gewoon en buitengewoon onderwijs op te heffen zodat de samenwerking geoptimaliseerd wordt.

De ontwikkelingsdoelen voor het buitengewoon onderwijs type 1 zijn daarom niet enkel van toepassing bij de handelingsplanning in het buitengewoon onderwijs maar ook voor de planning van het onderwijsaanbod voor een leerling met speciale onderwijsbehoeften in het gewoon onderwijs.

naar boven