| |
Informatiemap BuBaO: deel 2: buitengewoon
onderwijs type 2
9 Leergebied muzische
vorming9.1
KerngedachtenDit deelgebied handelt over de vaardigheden
die een kind nodig heeft om zijn vrije tijd goed te gebruiken en zinvol
in te vullen. De ontwikkeling van het spel en het muzisch handelen staan
centraal. Zowel het spelen als het muzisch handelen leveren een rijke bijdrage
aan de ontwikkeling van het kind.
Door spelen en muzische handelingen
oefenen kinderen complexe vaardigheden in. Affectieve, cognitieve, sociale
en motorische aspecten zijn hier permanent in dialoog. Deze doelen hebben
niet alleen betrekking op het vrijetijdsgebeuren, maar zijn ook belangrijk
voor de ontplooiing van de totale persoonlijkheid.
Door expressie en communicatie oefenen
kinderen vele vaardigheden. Expressie geeft vorm aan ervarings- en gevoelspatronen
en zorgt ervoor dat de leerling zijn greep op de wereld vergroot. Via deze
activiteiten kan het kind op een speelse manier een conflict of een emotionele
gebeurtenis doorwerken.
De gebeurtenissen worden verpakt in
een verhaal dat verteld, gezongen, gedanst of beeldend vormgegeven wordt.
Hierbij kan het verhaal beschouwd worden als een creatieve poging om ervaringen
te verwerken.
Het kind kan uiting geven aan zijn innerlijke
wereld en de manier waarop het de buitenwereld ervaart. In het spel en het
muzisch handelen communiceren kinderen door het gebruik van tekens, kleuren,
vormen, gebaren, bewegingen, woorden, zinnen, klanken en geluiden. Via speelse
en expressieve activiteiten kunnen kinderen vorm geven aan hun eigen wereld.
Ze leren zich scheppend en herscheppend te uiten in diverse expressievormen.
Bij leerlingen uit het type 2-onderwijs kunnen deze expressievormen een
alternatief vormen ter compensatie van hun problemen met ‘talige’ communicatie.
Spel en creatieve expressie zijn belangrijke
schakels in de ontwikkeling van het symbolisch en creatief denken. Door
activiteiten zoals imiteren, symbolisch spel (rollenspel) en tekenen, leren
kinderen symbolen en tekens hanteren die voor iets anders staan, die afwezige
objecten of gebeurtenissen uitbeelden. Hierbij leren kinderen omgaan met
het onderscheid tussen spel en werkelijkheid, tussen symboliek en realiteit.
Muzische activiteiten en spel zijn bovendien
manieren om de werkelijkheid te verkennen, te herkennen en te begrijpen.
Via deze activiteiten ervaren kinderen de mogelijkheden en grenzen van materiaal
en ontdekken ze hun eigen capaciteiten en beperkingen.
Spelen en muzisch handelen bevorderen
de ontwikkeling van een adequate werkhouding, de concentratie, het uithoudingsvermogen,
de aandacht, de creativiteit en de verbeelding. Ze bieden kinderen de mogelijkheid
om het planmatig handelen, het zelfontdekkend en het probleemoplossend denken
te ontwikkelen.
Deze activiteiten kunnen een waardevolle
bijdrage leveren tot het ontwikkelen van een positief zelfbeeld, de motivatie
en het leren initiatief nemen. Daarnaast werken we al spelend en door creatieve
expressie ook aan de ontwikkeling van communicatie, samenwerking, zelfsturing,
zelfstandigheid en exploratie. Bovendien zijn dit bezigheden die bij kinderen
geliefd zijn en waarvoor ze intrinsiek gemotiveerd zijn, aangezien de activiteit
op zich vreugde verschaft.
9.2 Ontwikkelingsdoelen muzische vormingExploreren
1 De leerling exploreert (met alle zintuigen) allerlei
voorwerpen en materialen in zijn omgeving. |
betast
een stuk fruit, neemt het vast, ruikt eraan en proeft ervan. |
2 De leerling komt in zijn spel tot allerlei ontdekkingen. |
ontdekt
dat zeepbellen uiteenspatten wanneer ze iets raken. |
3 De leerling verkent zijn bredere omgeving. |
gaat
op ontdekkingstocht in de kamer, in de tuin. |
Experimenteren
4 De leerling experimenteert (manipuleert, transformeert
en combineert) en speelt met allerlei basisspeelgoed en spelletjes. |
neemt
speelgoed vast, schudt ermee, ruikt eraan, beluistert het.
bouwt met blokken, test speelgoed
uit. |
5 De leerling experimenteert met verschillende materialen
en technieken om tot beeldend werk te komen. |
maakt
werkjes met knopen, schelpen, wol, verf, stukjes stof, papier.
kan scheuren, knippen, plakken,
schilderen, stempelen, timmeren. |
6 De leerling experimenteert met klanken, stem en instrumenten,
en test verschillende klankbronnen uit. |
brabbelt, bootst na, experimenteert met zelfgemaakt muziekinstrument.
bedenkt geluiden die passen
bij marcheren, sluipen, springen. |
7 De leerling experimenteert met de verschillende bewegingsmogelijkheden
van het eigen lichaam. |
ligt,
hangt, kruipt, sluipt, rolt, springt, rent. |
8 De leerling experimenteert met symbolische spelvormen. |
gaat op in fantasiespel, poppenspel, pantomime, rollenspel, toneel. |
Representeren via
diverse expressievormen
9 De leerling komt tot imitatie. |
bootst
de bewegingen na van een kapper, chauffeur, politieman. |
10 De leerling uit zich op een beeldende manier. |
drukt
in een tekening uit wat hij heeft meegemaakt. |
11 De leerling vindt plezier en voldoening in verschillende
expressiemogelijkheden. |
|
3 De leerling uit zich via muzikale
aspecten. bv.: bootst het geluid van een boze en een droevige hond na.
3 De leerling uit zich via symbolisch
spel. bv.: speelt een probleemsituatie in de groep na.
3 De leerling uit zich via lichaamsexpressie. bv.:danst als een gelukkige sprookjesprinses.
12 De leerling zoekt een eigen oplossing voor problemen
waarmee hij geconfronteerd wordt bij het spelen of muzisch handelen. |
mengt
verf, wanneer hij over te weinig kleuren beschikt.
bedenkt een andere wending
voor een rollenspel wanneer een andere leerling niet meer wil meespelen. |
Samenwerken in spel of bij een muzische
activiteit
13 De leerling speelt samen met anderen tijdens een muzische
activiteit. |
wil
samen musiceren, een collage maken, dansen, een reclamecampagne opbouwen. |
3 De leerling speelt spelletjes met
anderen waarbij eenvoudige spelregels en afspraken gelden. bv.: speelt tikkertje, balsport, gezelschapsspelen, competitiespel of
sport.
3 De leerling kan participeren aan
een groter sociaal spelgebeuren of aan een culturele activiteit. B<.v.: gaat naar een verjaardagsfeestje, poppenkast, filmvoorstelling,
teamspel, sport.
3 De leerling geniet van het eigen
muzisch handelen waardoor zijn expressiemogelijkheden verruimen. bv.:heeft plezier in beeldend vormgeven, spelen met geluiden, symbolisch
spel, bewegen en dansen, werken met media.
Spelen als bijdrage tot ontwikkeling
14 De leerling kiest voor functiespel (en dit kan door
aanwending van de verschillende sensorische kanalen). |
speelt
omdat hij geniet van het contact met water, zand, rijst, bonen. |
15 De leerling doet aan symbolisch spel waarbij de alsof-realiteit
primeert. Binnen deze alsof-realiteit wordt de werkelijkheid herschapen
en/of door fantasie bewerkt. |
speelt
doktertje met een dokterstas en een pop als patiënt. |
16 De leerling doet aan constructiespel dat gekenmerkt
wordt door een vooropgezet plan, een voorafgaande benoeming van het
product, de uitvoering van het plan en de herkenbaarheid van het eindproduct. |
zegt:
“Ik ga papa tekenen” (plan+ benoeming) en dit resulteert in de tekening
van een man met een baard (doorvoering +herkenbaarheid). |
17 De leerling doet aan regelspel waarbij (spel)regels,
wedijver en het beurtrolsysteem en in sommige gevallen het spelen
in een partnersituatie centraal staan. |
neemt
deel aan competities in hinkelen, estafettelopen, gezelschapsspel. |
Waarderen van expressie van anderen
en van andere culturen
18 De leerling geniet van en waardeert expressie van anderen
en andere culturen. |
luistert
graag naar allerlei vormen van muziek.
geniet van verhalen.
geniet van een tekenfilm, een
kinderprogramma op tv, een poppentheater.
geniet van ballet, Indiaanse
tempeldans, Afrikaanse dans. |
3 De leerling beleeft creativiteit
tijdens zijn spel of muzische activiteit. bv.: durft sluipen als een kat.
3 Hij vertrouwt op zijn expressiemogelijkheden. bv.: durft eigen werk te tonen of tentoon te stellen.
Zelfstandig spelen
19 De leerling kiest een spel, spelmateriaal, of een muzische
activiteit in functie van activiteit en omstandigheden. |
kiest
voor het vormen van een orkest als de instrumentenzaal vrij is.
kiest voor voorlezen in de
snoezelruimte als het regent. |
20 De leerling speelt zelfstandig of is muzisch bezig
in de buurt van volwassenen. |
danst
alleen in de speelhoek. |
21 De leerling speelt of werkt gedurende een tijd alleen. |
speelt
in de zandbak zonder zand te eten. |
Streven naar een “eindproduct”
22 De leerling geeft aan wanneer datgene wat gemaakt werd
“af” is. |
zegt
dat zijn schilderwerk af is. |
3 De leerling begrijpt dat een eindproduct aan kwaliteitsnormen kan onderworpen
worden. bv.:begrijpt dat een kleiwerk moet kunnen blijven staan in de gewenste
houding.
3 De leerling vertelt over zijn eindproduct. bv.: vertelt hoe hij tewerk gegaan is en beschrijft het resultaat.
23 De leerling gaat om met de waardering van anderen
over de muzische activiteit. |
aanvaardt
dat een andere leerling zijn werk niet zo mooi vindt. |
3 De leerling toont dat hij trots is op zijn werk. bv.: is blij dat hij zijn werk aan de directeur kan laten zien.
Uitbouwen van een eenvoudige hobby
24 De leerling beleeft een zelf gekozen activiteit als
hobby. |
kijkt
uit naar het ogenblik dat hij met zijn hobby kan bezig zijn. |
3 De leerling is in staat om met regelmaat aan een hobby te werken. bv.: gaat iedere week naar de sporttraining.
3 De leerling kan zich gedurende een bepaalde periode met zijn hobby bezig houden. bv.: danst van het begin tot het einde van een liedje.
25 De leerling communiceert met anderen over zijn hobby. |
geeft
een relaas van zijn laatste volleybalmatch. |
naar boven |