[an error occurred while processing this directive]


 

Informatiemap BuBaO: deel 2: buitengewoon onderwijs type 2

10 Leergebied sociaal-emotionele ontwikkeling

10.1 Kerngedachten

In onze samenleving worden heel wat inspanningen geleverd om de cognitieve ontwikkeling en het verwerven van vaardigheden te stimuleren.
Naast dit kennen en kunnen speelt echter ook het beleven van het kennen, het kunnen en het aankunnen een belangrijke rol. Leerlingen in het type 2-onderwijs hebben een grote gevoeligheid en kwetsbaarheid. De confrontatie met beperkingen en de gevolgen ervan leidt bij velen tot affectieve problemen zoals negatief zelfbeeld, gebrek aan zelfvertrouwen en minderwaardigheidsgevoelens.

Kinderen met een mentale handicap hebben het moeilijk om in hun gevoelsleven structuur aan te brengen. Om tot expressie van gevoelens te komen, is er zowel zelfkennis als kennis van verschillende uitingsvormen nodig. Bij sommige leerlingen is het nodig om via de ontwikkelingsdoelen lichaamsperceptie en basale stimulatie te komen tot de ontwikkeling van het zelfbewustzijn.
Pas daarna zullen we expliciet aandacht kunnen besteden aan de opbouw van een positief zelfbeeld en emotiebeleving. Leerlingen moeten hun mogelijkheden leren kennen, leren waarderen, leren ontwikkelen en leren gebruiken. Dit kan groeien wanneer zij zich als mens gewaardeerd voelen en hun mogelijkheden positief ervaren. Aanmoedigingen en lofuitingen van anderen zijn een noodzakelijke voorwaarde om tot zelfwaardering te kunnen komen. Door met anderen om te gaan leren we niet alleen de anderen kennen maar bouwen we ook zelfkennis op. Op die manier vullen kennis van de andere en zelfkennis elkaar aan.
Het is belangrijk kinderen op affectief vlak weerbaar te maken. Bij de persoonlijkheidsvorming speelt ook het creatieve aspect een grote rol. Via creativiteit krijgen we de mogelijkheid om ons te uiten en om emotionele gebeurtenissen te verwerken.
De doelstellingen die gericht zijn op creativiteit werden reeds toegelicht bij het leergebied muzische vorming.

Een kind heeft menselijke verbondenheid nodig om aan zijn hulpeloosheid te ontsnappen en om tot autonomie te groeien. Deze verbondenheid is echter ook een doel op zichzelf. Autonomie en sociale ontwikkeling zijn uit elkaar ontstaan en blijven in elkaar verstrengeld. Autonomie is een voorwaarde tot interactie en door de sociale interactie groeit de autonomie. Heel wat leerlingen in het type 2-onderwijs ervaren ‘relaties met andere mensen’ en ‘verbondenheid’ echter als sterk bedreigend. Vandaar dat het leergebied ‘sociaal-emotionele ontwikkeling’ bijzondere aandacht verdient.

De ontwikkelingsdoelen werden geordend in twee domeinen.

10.1.1 Domein emotiebeleving

Door ontwikkelingsdoelen van het domein ‘emotiebeleving’ werken wij aan de persoonlijkheidsontwikkeling van het kind en aan de ontwikkeling van zijn gevoelsleven.

10.1.2 Domein sociale beleving.

Met de sociale beleving beogen we het zo optimaal mogelijk functioneren van de leerling in sociale en interpersoonlijke situaties. We streven ernaar dat de leerling in toenemende mate zelfstandig deelneemt aan de omgang, gewoonten en waarden ontwikkelt die gebruikelijk zijn binnen zijn leefwereld.

10.2 Ontwikkelingsdoelen sociaal-emotionele ontwikkeling

10.2.1 Domein emotiebeleving

Besef van behoeften, verlangens en gevoelens

1 De leerling ontdekt lust- en onlustgevoelens.

beseft dat duimzuigen hem een lustgevoelen geeft.

2 De leerling hanteert gedrag dat leidt tot behoeftebevrediging.

gaat drinken aan de kraan.

3 De leerling beseft grenzen vanuit zijn omgeving en vanuit zichzelf ten aanzien van zijn behoeftebevrediging.

ervaart grenzen door de confrontatie met alles wat te hoog, te zwaar, te ver is.

beseft dat hij zich niet lekker voelt omdat hij te veel at.

Inzicht en beheersing van behoeften en verlangens

4 De leerling ervaart en herkent elementaire behoeften en verlangens.

weet dat hij honger heeft, dat hij getroost wil worden.

5 De leerling gaat adequaat om met elementaire behoeften en verlangens.

blijft in een grote groep mensen in de buurt van een bekende zodat hij zich veilig voelt.

zorgt ervoor dat hij een tussendoortje meeneemt voor de namiddagpauze.

6 De leerling maakt een eenvoudige keuze tussen behoeften/verlangens.

kiest tussen in de klas blijven bij een vriendje of buiten spelen.

7 De leerling stelt bepaalde behoeften en verlangens uit of ziet ervan af.

weet dat in bepaalde ruimtes, op bepaalde tijdstippen of in bepaalde situaties best niet gegeten wordt.

Ontwikkelen en beheersen van emoties

8 De leerling ervaart en herkent bij zichzelf emoties en gevoelsuitdrukkingen.

weet of hij verdrietig of bang is en dat hij weent omdat hij bang is.

weet dat hij kan wenen uit verdriet, maar ook uit angst of woede.

3 De leerling legt een verband tussen gevoelens en aansluitend gedrag.
bv.:weet dat hij bij onbekenden verlegen is en vermijdt zich te uiten.

9 De leerling gaat bij zichzelf adequaat om met emoties en gevoelsuitdrukkingen.

beseft dat hij verdrietig is omdat zijn poes overreden werd.

10 De leerling benoemt bepaalde emoties bij zichzelf.

kan bang, boos, blij en verdrietig bij zichzelf goed onderscheiden en benoemen.

Ontwikkelen van autonomie

11 De leerling is zich bewust van zijn eigenheid als individu.

weet dat hij een eigenheid heeft en geen kopie is van een ander.

12 De leerling ervaart de regelmatig voorkomende gevoelens van macht en onmacht en leert met deze gevoelens rekening te houden.

leert dat bepaalde handelingen niet lukken zonder de hulp van anderen.

leert uit conflicten met personen.

10.2.2 Domein sociale beleving

Passief contact met de wereld via één of meer kanalen

(zie ook leergebied wereldoriëntatie - domein ‘mens’)

13 De leerling aanvaardt contact via één of meer kanalen (tactiele, auditieve, visuele, smaak- en reukwaarneming).

toont een lichamelijke reactie op aanraken, het horen van een stem.

toont een lichamelijke reactie bij verschillende soorten voedsel of bij typische geuren.

Actief contact met de wereld, via één of meer kanalen

14 De leerling legt of vraagt contact via één of meer kanalen.

grijpt, brengt dingen in beweging die geluid maken.

toont een sociale glimlach.

proeft van iets.

toont interesse voor de geurbak in de snoezelruimte.

Gehechtheidsrelatie met een vertrouwde volwassene

15 De leerling ervaart het onderscheid tussen zijn persoon en de anderen (scheiding ik-niet ik).

beleeft vreugde aan kiekeboe-spelen, handjeklap.

16 De leerling herkent vertrouwde personen.

herkent zijn verzorger.

17 De leerling is bereid tot medewerking en samenwerking met zijn verzorger/begeleider.

stimuleert zijn verzorger om samen met hem te spelen door speelgoed aan de verzorger te geven.

18 De leerling aanvaardt verwijdering van vertrouwde personen.

verkent een onbekend lokaal maar komt af en toe emotioneel bijtanken bij de opvoeder die in de buurt blijft.

19 De leerling vraagt om en hecht zich aan materialen, dieren en personen.

staat toe dat hij wordt benaderd en aangeraakt door niet-vertrouwde personen.

20 De leerling beseft en geniet van wederkerigheid met vertrouwde personen.

geniet van een knuffel of een gesprek met zijn begeleider.

21 De leerling herkent gevoelens (uitdrukkingen) bij anderen.

let op verbale en niet-verbale uitingen van blijdschap als hij iemand een geschenk geeft.

22 De leerling benoemt gevoelens en emoties bij anderen.

begrijpt dat zijn vriend bang is in de lift.

3 De leerling ervaart dat eenzelfde situatie bij verschillende mensen verschillende gevoelens oproept.
bv.:is zelf blij als hij zijn hond ziet, maar hij weet dat zijn vriend er heel bang van is.

3 De leerling ervaart dat eenzelfde situatie op verschillende ogenblikken verschillende gevoelens kan oproepen.
bv.: weet dat zijn broer graag mee voetbalt, behalve als hij naar zijn favoriete tv-programma kijkt.

3 De leerling ziet de relatie tussen zijn eigen gedrag en emoties en die van de ander en beseft zo zijn invloed op de ander.
bv.: weet dat hij zijn vriendje verdrietig maakt door niet mee te spelen.

23 De leerling reageert adequaat op gevoelens van anderen.

aait het verdrietige vriendje om hem te troosten.

Voor zichzelf opkomen

24 De leerling durft communiceren met anderen.

heeft spreekdurf.

gaat naar anderen met de vraag om getroost te worden.

25 De leerling geeft zijn mening op een aanvaardbare manier.

weet dat niet alleen wat je zegt belangrijk is, maar ook de wijze waarop, de timing en de toehoorder.

3 De leerling uit zijn gevoelens en verlangens op gepaste wijze.
bv.:kan rustig aangeven dat hij boos is en wat hem boos maakt.

26 De leerling komt op voor zichzelf.

wijst het ongewenste op gepaste manier af.

bijt van zich af en zoekt hulp in een conflictsituatie.

27 De leerling aanvaardt een compromis.

gaat op de schommel als hij merkt dat zijn favoriete speeltuig defect is.

Interpersoonlijke relaties

28 De leerling komt los van vertrouwde personen en gaat een relatie aan met anderen.

laat zich wassen door iemand anders dan zijn verzorger.

3 De leerling toont medeleven met iemand anders.
bv.: praat zacht als zijn vriend hoofdpijn heeft.

29 De leerling houdt rekening met anderen.

aanvaardt meningen, verwachtingen, richtlijnen van anderen en beantwoordt ze op een adequate manier.

past zijn stapsnelheid aan aan de snelheid van een vriendje.

30 De leerling aanvaardt en beantwoordt vriendschap.

deelt zijn snoepjes met anderen.

3 De leerling aanvaardt regels en grenzen.
bv.:aanvaardt het verbod om aan het tv-toestel te prutsen.

3 De leerling aanvaardt en vraagt hulp wanneer het nodig is.
bv.:vraagt hulp bij het doorsnijden van zijn boterham.

3 De leerling hanteert beleefdheidsvormen en sociaal gedrag.
bv.: groet en zegt “alstublieft” en “dank u”.

3 De leerling is behulpzaam.
bv.:helpt zonder bijgedachten.

3 De leerling is bereid tot medewerking en samenwerking.
bv.: werkt samen met anderen aan een puzzel.

3 De leerling houdt rekening met het standpunt van anderen.
bv.: weet dat zijn mama graag bloemen ziet en plukt die voor haar.

3 De leerling gaat respectvol om met verschillen.
bv.:speelt zowel met Marokkaanse als Turkse en Vlaamse vriendjes.

Seksuele identiteit

31 De leerling ervaart en exploreert seksuele gevoelens.

voelt zich aangetrokken tot iemand, voelt zich afgewezen door iemand.

32 De leerling gaat op een aanvaardbare manier om met seksuele gevoelens.

geniet van zijn seksuele gevoelens uitsluitend in privé-situaties.

Gevolgen van eigen gedrag inzien en accepteren

33 De leerling neemt verantwoordelijkheid voor bepaalde taken en afspraken op zich.

geeft de planten twee maal per week water.

34 De leerling aanvaardt kritiek.

is bereid een opdracht te hernemen, omdat de leraar zegt dat hij slordig gewerkt heeft.

35 De leerling is oprecht.

geeft toe dat hij een vlek op het tafelkleed heeft gemaakt.

naar boven