| |
Informatiemap BuBaO: deel 5: buitengewoon
onderwijs type 7
3 Problemen eigen aan de handicap3.1 TaalverwervingHet belangrijkste probleem
bij de taalverwerving van vele dove en (ernstig) slechthorende kinderen is
dat de gesproken taal, die door de horende omgeving van het kind wordt gebruikt,
niet of weinig toegankelijk is. Horende Nederlandstalige kinderen moeten niet
studeren om hun moedertaal te verwerven. Ze pikken die taal als het ware vanzelf
op door ze te horen gebruiken, door er zelf mee te oefenen en bij dat oefenen
verbeterd te worden. Eerst probeert het kind alleenstaande woordjes te zeggen:
'mama', 'pap', 'bal', ... dan gaat het twee woordjes combineren tot een minizinnetje:
'papa weg' of 'nog melk' en al heel vlug worden de zinnetjes langer en langer.
Een horend kind van vier jaar kan best al lange zinnen vormen en kent ook
al heel wat woorden. We staan er misschien niet altijd bij stil wat voor een
wonder zich hier voordoet!
Bij dove kinderen die in
een gezin of omgeving opgroeien waar een gebarentaal wordt gebruikt, verloopt
de taalverwerving van die gebarentaal in hoge mate identiek aan de verwerving
van een gesproken taal door horende kinderen. Dove en slechthorende kinderen
hebben dus zeker niet minder “aanleg” voor taalverwerving. Echter, de meeste
Vlaamse dove en (ernstig) slechthorende kinderen hebben niet meteen toegang
tot een gebarentaal; zij verwerven in eerste instantie enkel het Nederlands.
De moedertaalverwerving van een gesproken taal verloopt bij dove en ernstig
slechthorende kinderen heel anders dan bij horende kinderen. Dove en slechthorende
kinderen horen niets of weinig van wat er tegen hen gezegd wordt. Ze horen
ook hun eigen stem niet of nauwelijks.
Dove en (ernstig) slechthorende
kinderen, doof geworden voor de taalverwerving, die Nederlands moeten leren,
staan voor een enorm moeilijke taak. De kinderen moeten niet alleen de techniek
van het spraakafzien en de techniek van het spreken onder de knie krijgen,
ze moeten tegelijkertijd ook nog de taal zelf leren. De taal zelf leren wil
zeggen: leren wat de woorden betekenen, de verschillende zinspatronen (negatieve
zinnen, vraagzinnen, bijzinnen, ...) leren begrijpen en gebruiken, werkwoorden
leren vervoegen, verwijswoorden leren gebruiken, ... en dat allemaal zonder
de taal te kunnen horen. Voor de meeste kinderen enkel – of toch vooral -
op basis van het “spraakafzien” van de taal. Het is begrijpelijk dat dit alles
veel, zeer veel tijd en inspanning vraagt en dat er steeds een risico is dat
de gesproken taalverwerving “vast loopt”. De problemen die dove en slechthorende
kinderen kunnen ondervinden bij hun taalverwerving zijn het gevolg van het
onvoldoende toegankelijk zijn van het taalaanbod.
3.2 Begrijpend lezenLezen is voor dove mensen een belangrijke sleutel tot participatie aan de
maatschappij. Steeds meer wordt in onze maatschappij een beroep gedaan op
geschreven data. Moderne communicatiemiddelen zoals internet, teletekst, fax,
e-mail, hebben deze trend nog versterkt. Om volwaardig te kunnen participeren
aan de horende maatschappij is toegang tot deze informatiestroom van grote
betekenis.
In contrast met het belang van het begrijpend lezen voor dove mensen staat
het probleem van het analfabetisme. Analfabetisme bij dove mensen is een probleem
dat losstaat van de communicatiecode of de aangewende opvoedingsfilosofie.
Het lees- en schrijfniveau blijft laag, ondanks gevorderde multimedia en computertechnologie,
vroege gehoorsdetectie en meer geavanceerde mogelijkheden van appareilering.
Onderzoek toont aan dat de helft van de dove jongeren niet het niveau van
functionele geletterdheid bereikt. Het alfabetiseren van dove mensen is een
moeilijke onderneming en één van de grootste uitdagingen voor onderwijs. Onder
alfabetisering wordt een niveau begrijpend lezen verstaan van 10-jarige horende
kinderen op het einde van het vierde leerjaar. Uit onderzoek naar het begrijpend
lezen blijkt dat er aanpakvormen zijn die voor het dove kind meer succesvol
zijn dan andere.
Uit de literatuur blijkt dat het probleem van het lezen niet kan en mag gereduceerd
worden tot een onderwijsprobleem maar dat het ingebed zit in de opvoedingscontext
van het dove en slechthorende kind. De basis van het begrijpend lezen wordt
gelegd vanaf de vroegtijdige communicatieve interacties met het dove kind.
naar boven |