Infomap bij de ontwikkelingsdoelen Algemene en
Sociale Vorming BuSO OV3
Deel 4: Een blik op de praktijk
In dit deel van de informatiemap belichten we de praktijk. We beschrijven
eerst beknopt hoe een school vorm kan geven aan de handelingsplanning. Dan
volgt een voorbeeld van een uitgewerkt thema uit de klaspraktijk.
1 Handelingsplanning als motor van de school
In het buitengewoon bieden we onderwijs aan op maat van elke leerling. Dit
wordt mogelijk gemaakt door handelingsplanning.
Handelingsplanning is het proces dat heel het onderwijs- en opvoedingsgebeuren in het buitengewoon onderwijs stuurt. Voor de theoretische achtergrond over
handelingsplanning verwijzen we naar de publicatie
"van
handelingsplanning tot handelingsplan".
Theoretisch wordt de handelingsplanning gevat in een cyclisch proces van
5 fasen. In de praktijk lopen deze fasen soms door mekaar of spelen ze zich
gelijktijdig en op verschillende fronten af.
In wat volgt illustreren we hoe een school aan handelingsplanning kan doen.
Dit betekent echter niet dat de handelingsplanning enkel en/ of steeds op
deze manier kan of moet verlopen. Elke school kan immers, rekening houdende
met de theoretische achtergrond, een eigen visie over handelingsplanning ontwikkelen
en een eigen handelingsplanningsconcept uitbouwen. Elke school bepaalt zelf
hoe ze haar eigen visie gestalte geeft door het uitschrijven of hanteren van
een bepaald handelingsplanningsconcept.
1.1 Het
bepalen van de beginsituatie met aandacht voor “dynamische diagnostiek”
Bij de start van het schooljaar brengt het schoolteam dat bestaat uit leerkrachten,
maatschappelijk werker, paramedici, directie, technisch adviseur, hulpopvoedend
personeel, de beginsituatie van elke leerling in kaart. Van de nieuwe leerlingen worden een
aantal testen en proeven afgenomen. De taakverdeling en afspraken hierover
zijn vastgelegd in het schoolwerkplan. Nuttige informatie wordt bij het intakegesprek
genoteerd en wordt in de vorige school opgevraagd. Ook uit verslagen van het
CLB worden belangrijke gegevens gehaald. De verpleegkundige screent het medisch
dossier van de leerling en bundelt alle relevante informatie over het lichamelijke
en/ of emotioneel functioneren van de leerling, om deze door te spelen aan
alle betrokkenen. Indien nodig neemt de verpleegkundige, via de schoolarts,
contact op met de behandelende medici, paramedici, therapeuten of met de ouders.
Voor de leerlingen die al op school waren geven leerkrachten en therapeuten
hun bevindingen van het vorige schooljaar aan mekaar door. Dankzij het leerlingvolgsysteem
zijn de leerlingenvorderingen overzichtelijk in kaart gebracht. Zo worden
de leerlingengegevens efficiënt doorgegeven en gaat er geen belangrijke informatie
over de leerlingen verloren, bij een leerkrachten- of therapeutenwissel.
1.2 Het
selecteren van de doelen
Voor het selecteren van de doelen wordt er rekening gehouden met de criteria
vermeld in de brochure “van handelingsplanning tot handelingsplan”.
Voor de geïntegreerde algemene vorming wordt er een keuze gemaakt uit de
decretaal bepaalde ontwikkelingsdoelen. Voor de beroepsgerichte vorming heeft
de school zelf ontwikkelingsdoelen geformuleerd, die het mogelijk maken om
de competenties uit de opleidingsprofielen te realiseren. In het begin van
het schooljaar wordt er voor elke leerling een keuze gemaakt. In de loop van
het schooljaar wordt deze keuze bijgesteld en verfijnd. In het uitgewerkte
praktijkvoorbeeld over “stage doen” maken we dit verder duidelijk.
1.3 De
voorbereidingsfase
In het planningsconcept voorziet de school een langetermijnplanning. Hiervoor
hebben de leden van het schoolteam een aantal thema’s opgelijst die ze met
de leerlingen willen, moeten of kunnen behandelen. Deze lijst kwam tot stand
in samenspraak met alle betrokkenen teamleden: ASV- en BGV- leerkrachten en
paramedici.
Sommige thema’s zijn sterk gericht op het (nu en later) functioneren in de
maatschappij of houden verband met inhouden uit de decretale ontwikkelingsdoelen,
(vb. een thema dat verband houdt met gezondheidseducatie, burgerzin, milieueducatie).
Andere thema’s ondersteunen de beroepsgerichte vorming en zijn geput uit de
opleidingsprofielen voor de beroepsgerichte vorming.
Niet alle thema’s zijn gevat in een langetermijnplanning. Er wordt ruimte
gelaten voor het uitwerken van actuele thema’s en onderwerpen die bepaalde
leerlingen interesseren. Zo kunnen de leerlingen een eigen inbreng hebben
in de inhouden die aan bod komen in de lessen.
De langetermijnplanning wordt geconcretiseerd door een planning op kortere
termijn. De opmaak van deze kortetermijnplanning gebeurt tijdens bijeenkomsten
van de klassenraad. Op bepaalde tijdstippen in het schooljaar beraden de
begeleidingsteams zich tijdens coördinatieklassenraden over de inhouden die
in de volgende periode (één maand, twee maanden, trimester) aan bod zullen
komen. Het begeleidingsteam kiest een onderwerp uit de vastgelegde themalijsten,
of legt een nieuw thema vast. In het praktijkvoorbeeld dat verder wordt uitgewerkt,
is het thema “stage doen” aan de orde.
1.4 De
uitvoeringsfase
De uitvoeringsfase speelt
zich grotendeels in de klas af. Details erover vindt u verderop, in het praktijkvoorbeeld
over “stage doen”.
1.5 De
evaluatiefase.
Na de afloop van het
project wordt er een evaluatie gepland. Zowel de leerlingenvorderingen als
het proces van de handelingsplanning worden geëvalueerd.
De leerlingenvorderingen
worden genoteerd in vorderingsboekjes die deel uitmaken van het leerlingvolgsysteem.
Meteen is er een nieuwe beginsituatie en kan het selecteren van ontwikkelingsdoelen
en het kiezen of vastleggen van inhouden opnieuw beginnen.
Dankzij de evaluatie
van de handelingsplanning van de voorgaande jaren heeft het schoolteam de
werking kunnen optimaliseren. In het praktijkvoorbeeld wordt dit verder geïllustreerd.
2 Geïntegreerde algemene sociale vorming in de kwalificatiefase:
de stage
In dit praktijkvoorbeeld
nemen we je mee naar lessen geïntegreerde algemene sociale vorming in een
pedagogische eenheid uit de kwalificatiefase waarin de komende stage wordt
voorbereid. We zijn er ons van bewust dat ook de beroepsgerichte vorming een
grote rol speelt bij de handelingsplanning over “stage doen”, maar dit aspect
van de opleiding wordt in deze infomap niet uitvoerig belicht.
We laten je mee genieten
van een aantal werksessies en klasmomenten. We verwijzen in dit praktijkvoorbeeld
ook naar enkele aspecten van de handelingsplanning. Je zal merken dat in de
praktijk, de fasen van de handelingsplanning door mekaar verlopen. Je zal
zelf het verband tussen de verschillende fasen kunnen vaststellen.
2.1 Het schoolteam bereidt de stage voor
Het is eind februari.
De leerlingen en het schoolteam van de kwalificatiefase zijn volop bezig met
de voorbereiding van de stage.
Tijdens de stage oefenen
de leerlingen, naast specifieke beroepsvaardigheden, ook een aantal sociaal-emotionele
competenties en communicatievaardig-heden. Omdat het verwerven van vaardigheden
en competenties veel oefening vraagt, wordt hieraan continu gewerkt. De school
heeft een systeem ontwikkeld dat voor verschillende ontwikkelingsgebieden
de vorderingen van de leerlingen in kaart brengt en de mogelijk te zetten
stappen aangeeft.
Dankzij het leerlingvorderingensysteem brengt het schoolteam
per leerling de reeds verworven vaardigheden en competenties in kaart. Zo
is er een leerlingvorderingensysteem voor de sociaal-emotionele ontwikkeling,
voor de ontwikkeling van de beroepsvaardigheden, de functionele taal- en reken-vaardigheden,
de vrijetijdsvaardigheden, de motorische competenties, de gezondheids- en
milieueducatie, de ontwikkeling van de burgerzin en functionele informatieverwerving
en –verwerking (leren leren).
Vlak voor de kerstvakantie werden de laatste vorderingen
besproken en geregistreerd tijdens een bijeenkomst van de klassenraad. Zo
is er vlak voor de stage een voldoende actuele (begin)situatie in kaart gebracht.
Tijdens een bijeenkomst van de klassenraad spreken de leden van het schoolteam
af hoe de voorbereiding op de stage zal verlopen. Op basis van de actuele
beginsituatie en in functie van de op komst zijnde stage, selecteren de teamleden
gepaste ontwikkelingsdoelen voor de betrokken leerlingen. Met de geselecteerde
ontwikkelingsdoelen in hun achterhoofd bedenken de teamleden welke inhouden
zij, naar aanleiding van de stage, kunnen koppelen aan de geselecteerde ontwikkelingsdoelen.
Voor de geïntegreerde algemene en sociale vorming zullen volgende
onderwerpen
aan bod komen:
- Hoe bereik ik mijn stageplaats
- Contactvaardigheden
- Het stagereglement en het stagecontract
- Een stageverslag maken
- Zelfevaluatie van de stage
- Loonberekening
- Schrijven van een bedankbrief
Er wordt een taakverdeling afgesproken voor de aanmaak van eventuele hulpmiddelen,
werkbladen, didactisch materiaal en voor het regelen van allerlei organisatorische
afspraken. Per projectonderdeel worden er een aantal concrete doelen geformuleerd.
De lijst met concrete doelen uit dit project en het verband met de ontwikkelingsdoelen
vind je verderop in dit document.
Het verslag van de klassenraden maakt deel uit van het handelingsplan.
2.2 Aan het werk met de leerlingen
2.2.1 Hoe bereik ik mijn stageplaats?
Nadat de leerlingen samen met de werkplaatsleider en de stagementor een stageplaats
hebben gezocht, wordt er een kennismaking met de stageplaats gepland. Er wordt
van de leerlingen verwacht dat ze zelfstandig hun stageplaats kunnen vinden.
In een klassikale gespreksronde wordt besproken hoe de leerlingen dit zullen
aanpakken. Charlotte herinnert zich dat ze vorig jaar haar stageplaats opzocht
in een stratenatlas. Lesly weet dat ze de busuren opzocht in een busgids.
Andy’s vader zorgde vorig jaar voor een zelfgetekend plannetje. Aziz kreeg
veel hulp van het stagebedrijf. De stagementor bezorgde hem een wegbeschrijving
met de noodzakelijke uitleg. Zo kwam hij te weten welke bussen het stagebedrijf
bedienen, aan welke halte hij moest afstappen en om hoe laat de bussen aan
het station vertrekken. Dit jaar wil Aziz zelf zo’n plannetje maken. Karim
weet dat je hierover informatie kan opzoeken via het internet, maar hij weet
absoluut niet hoe hij dit moet doen.
De leerlingen maken samen met de leerkracht een inventaris van de bronnen
die hen kunnen helpen bij het situeren van hun stageplaats en het opzoeken
van de vervoersmogelijkheden. Er wordt afgesproken welk materiaal de leerlingen
en de leerkracht zullen meebrengen.
In de loop van hun schoolloopbaan hebben de leerlingen
al vaker moeten opzoeken in trein- en busgidsen, in telefoongidsen en in stratenatlassen.
Het opzoeken moet, in deze klas, niet meer systematisch worden aangeleerd.
Om het opzoekwerk gestructureerd, maar toch zelfstandig te laten verlopen,
stelde het leerkrachtenteam stappenplannen of werkwijzers op.
De leerlingen zoeken op in een stratenatlas, in bus- en
treingidsen en in telefoongidsen. Ze telefoneren naar het infokantoor van
De Lijn en De Spoorwegen. Selecties uit stratenplannen, trein- en bustabellen
worden gefotokopieerd en met fluostift bewerkt. De leerlingen helpen mekaar
of vragen hulp aan de leerkracht.
De leerlingen noteren hun gegevens overzichtelijk op een invulformulier.
Het invulformulier is één van de hulpmiddelen om het opzoeken van de informatie
te structureren en overzichtelijk te noteren. Achteraf is het een praktisch
bruikbaar verplaatsingsplan.
De leerkracht toont aan de leerlingen hoe ze hun verplaatsingsplan kunnen
opzoeken via het internet. Om het aanschouwelijk te maken bracht de leerkracht
de multimediaprojector mee. De leerlingen volgen de klassikale instructie
en oefenen stapsgewijs, in groepjes van 2 of 3 actief mee aan de beschikbare
computers.
De leerkracht deelt na de demonstratie een zoekwijzer uit. De leerlingen
kunnen hun opzoekwerk in de loop van de komende vrije werkmomenten uitvoeren,
individueel zelfstandig, of met hulp op maat.
Als alle leerlingen hun verplaatsingsplan klaar hebben, wordt een klassikaal
reflectiemoment ingebouwd. De leerlingen vertellen hoe ze tot het resultaat
zijn gekomen, wat moeilijk was en wat vlot is verlopen.
Er wordt afgesproken dat de leerlingen hun zelfgemaakt verplaatsingsplan
zullen uitproberen bij hun eerstkomend bezoek aan het stagebedrijf. Zo kunnen
zij hun eigen plan evalueren.
2.2.2 Het stagecontract en het stagereglement
Sommige leerlingen zijn al klaar met hun verplaatsingsplan, sommige nog niet.
Toch vraagt de leerkracht, tijdens het klassikaal instructiemoment, de aandacht
voor het toelichten van het volgend werkthema “het stagecontract en het stagereglement”.
Het schoolteam vindt het belangrijk dat de leerlingen goed op de hoogte zijn
van hun rechten en plichten tijdens de stage, en dat ze goed beseffen waaronder
ze hun handtekening zullen zetten.
Na een klassikale lezing van het stagecontract en het stagereglement kunnen
de leerlingen zelfstandig, op eigen tempo en volgens aangepaste moeilijkheidsgraad,
aan de slag. De leerlingen steken het meest op als ze zelf actief zijn. Daarom
werd er gekozen voor actieve werkvormen. Het stagecontract en het stagereglement
werden vertaald in actief zelfstandig te verwerken leerpakketten in 3 moeilijkheidsgraden.
Via leeswijzers, vereenvoudigde teksten, concrete voorbeelden, invulzinnen,
schrappen wat niet past-antwoorden, meerkeuzevragen, woord- en zinsuitleg,
werd het stagereglement en het stagecontract verwerkt tot begrijpbare leerlingentaal.
De leerkracht overlegt met elke leerling over de keuze van het leerpakket
dat zij in de vrije werkmomenten zullen verwerken.
Tijdens de vrije werkmomenten mogen de leerlingen zelfstandig aan het leerpakket
werken. Ze kunnen mekaar helpen of hulp vragen aan de leerkracht. De leerlingen
die nog niet klaar zijn met hun verplaatsingsplan, kunnen dit nog afwerken
tijdens de vrije werkmomenten.
Een quiz op het einde van dit zelfstandig leerpakket laat toe te evalueren
in welke mate de inhoud werd verwerkt. Een klassikaal gesprek over de manier
van aanpak zorgt voor een reflectie op het leerproces.
2.2.3 Communicatievaardigheden oefenen
Leerlingen uit de opleidingsvorm 3 hebben moeite met de sociale omgang op
de werkvloer. De stagebegeleiders horen dit vaak wanneer ze op stagebezoek
gaan. Daarom besteedt de school heel veel aandacht aan het ontwikkelen van
de sociale en emotionele vaardigheden. Hiermee wordt al gestart in het observatiejaar.
Een doordacht opgezet leerlingvorderingensysteem bewaakt de dynamiek hiervan.
Het begeleidingsteam van de kwalificatiefase vindt het wenselijk dat er voor
de aanvang van de stage expliciet aandacht besteed wordt aan het bespreken
van bepaalde situaties. De ASV- en BGV- leerkrachten maakten samen een analyse
van de situaties waarin de leerlingen tijdens de stage terecht kunnen komen.
Het team kwam tot de volgende keuze:
- Het eerste contact met het stagebedrijf: zichzelf voorstellen
aan de directeur van het bedrijf en/ of aan de stagementor;
- De eerste stagedag:
- je weet nog niet precies wat je moet doen, waar je moet zijn,
waar je werkpost is;
- de stagementor stelt je voor aan de werknemers;
- de werknemers komen kennis met je maken;
- Uitleg vragen: hoe pak je dat aan?
- Ziek zijn tijdens de stage: de stageplaats (en de school) verwittigen.
- Een conflict tijdens de stage: hoe los je dit op?
- De laatste stagedag: je neemt afscheid van je collega’s, de
stagementor, de directie van het bedrijf.
Via rollenspelen worden de situaties in scène gebracht.
De leerlingen leven zich in de voorgestelde situaties in. Ze zoeken de nodige
attributen bij mekaar, richten de setting in en spelen hoe ze zullen reageren.
De leerkracht speelt mee. Zo kan hij, via modelling, de leerlingen sturen.
Het spel wordt volgens een beurtrol vastgelegd op video.
Aanvankelijk hebben de leerlingen wat cameravrees. Er wordt overeen gekomen
dat er niet met mekaar gespot wordt, dat de videobeelden enkel voor de klas
bestemd zijn en dat het toegelaten is om fouten maken. De leerkracht geeft
de aanzet. Een vrijwilliger breekt het ijs. De leerlingen zijn overtuigd van
hun rol en zetten zich voor 100 % in. De leerkracht bedankt de leerlingen
voor hun inzet en feliciteert hen met hun durf.
De volgende lesmomenten worden besteed aan de bespreking
van de videobeelden. Zo worden de leerlingen zich bewust van hun eigen gedrag.
Door de positieve ingesteldheid, wordt er met veel respect naar mekaars inbreng
gekeken en geluisterd. De betrokkenen doen eerst zelf suggesties voor verbetering,
daarna wordt er geluisterd naar de suggesties van de klasgenoten.
Als afronding van dit gedeelte van het project, wordt met
de leerlingen de aanpak geëvalueerd. Ze vertellen wat ze leuk of niet leuk
vonden, en formuleren wat ze uit de rollenspelen hebben geleerd.
2.2.4 Een stageverslag maken
In veel werksituaties wordt van de werknemers verwacht dat ze voor zichzelf
een eenvoudige administratie kunnen bijhouden. Zo moeten sommige werknemers
bijvoorbeeld noteren wat ze gedaan hebben, welk materiaal ze gebruikt hebben,
wanneer ze met hun werk begonnen zijn en wanneer ze gestopt zijn.
De ASV- leerkrachten hebben samen met de BGV- leerkrachten en de werkplaatsleider
overlegd wat van een toekomstige werknemer minimaal kan verwacht worden op
dit gebied.
De taalvaardigheden die ontwikkeld worden in dit projectonderdeel zijn niet enkel
inzetbaar op de werkvloer. Ook voor het functioneren in de maatschappij moeten
de leerlingen af en toe verslag over iets kunnen uitbrengen of eenvoudige
aantekeningen maken. (vb. over hun gezondheidstoestand aan hun huisdokter,
over mankementen aan hun huurhuis aan de huisbaas, …).
De teamleden zien het maken van een verslag ook als het ideale moment om
na te denken over het gedane werk. Het begeleidingsteam kwam overeen dat volgende
elementen zeker in het stageverslag zullen opgenomen worden:
- datum;
- begin- en einduur van de werktijd;
- een opsomming van gedane taken;
- een dagelijkse, wekelijkse en globale evaluatie van de gedane
taken en van de sociale contacten.
Het schoolteam heeft zelf een model voor het stageverslagboek opgesteld.
Het is tot stand gekomen na onderling overleg tussen alle betrokkenen en na
evaluatie van het werken rond dit thema gedurende de voorgaande schooljaren.
Het is identiek voor alle opleidingen van de OV3. Er werd gekozen voor het
werken met invulformulieren. Om op het invulformulier de gedane taken juist
te formuleren heeft elke BGV- leerkracht een lijst gemaakt met handelingen
en/ of taken die normaliter aan bod kunnen komen tijdens de stage. Deze lijst
verschilt van opleiding tot opleiding, soms ook van leerling tot leerling.
De ASV- leerkrachten checken in hun leerlingvorderingensysteem hoe het gesteld
is met de rekenvaardigheden i.v.m. tijd en tijdsmaten. Ze gaan na welke leerlingen
het uur nog niet kunnen noteren. Voor de leerlingen die moeite hebben met
kloklezen wordt een individueel begeleidingsmoment voorzien. Er wordt nagegaan
of die vaardigheid nog voor de aanvang van de stage kan getraind worden. Zoniet,
dan wordt tijdens het individuele begeleidingmoment gezocht naar een specifieke
oplossing voor het probleem.
De leerlingen die dit wensen kunnen hun stageverslag met de computer maken.
De invulformulieren en takenlijsten zijn immers ook elektronisch beschikbaar
op het schoolnetwerk. Bij het ontwerpen ervan is er gekozen voor een gebruiksvriendelijk
formulier, zodat het elektronisch invullen voor de leerlingen haalbaar is.
Het invulformulier en de takenlijsten worden klassikaal overlopen en verduidelijkt
waar nodig. De leerkracht maakt de leerlingen, via een demonstratie met de
multimediaprojector, wegwijs in het elektronisch opmaken van het stageverslag.
De leerlingen volgen actief mee. Ze voeren de handelingen stapsgewijs uit,
in groepjes van twee tot drie leerlingen. Tijdens de komende individuele werkmomenten
maken de leerlingen een verslag van een dag beroepspraktijk op school. De
leerkracht biedt dan individuele ondersteuning aan de leerlingen en geeft
individuele feedback.
2.2.5 Zelfevaluatie van de stage
De eerste les na de stage willen de leerlingen honderduit vertellen over
hun stage. Ze wisselen ervaringen en bevindingen uit. Ze krijgen de kans om
hun positieve en negatieve ervaringen te ventileren. De leerkracht leidt de
gesprekken.
Na het eerste “uitblaasmoment” volgt de voorbereiding van de evaluatie die
de BGV- leerkracht zal hebben met elke leerling afzonderlijk.
De evaluatie die de leerlingen elke dag maakten wordt nu gebruikt als uitgangspunt
voor een globale zelfevaluatie. Deze globale zelfevaluatie wordt, in een gesprek
met de BGV- leerkracht vergeleken met de evaluatie die de stagementor maakte.
De werksessie in de ASV- les is bedoeld als eerste structurering van de bevindingen
van de leerling. De ASV- en BGV- leerkrachten hebben een leidraad opgesteld
die de leerling helpt bij het maken van een globale zelfevaluatie van hun
stage. Deze leidraad bevat een aantal vragen die verband houden met alle aspecten
van de stage. Zowel de sociale vaardigheden als de werkprestaties komen aan
bod.
De vragen worden eerst klassikaal toegelicht door de ASV- leerkracht. Daarna
beantwoorden de leerlingen individueel de vragen. Zo komen ze tot een eerste
globale structurering van hun zelfevaluatie.
2.2.6 Loonberekening
De discussie of leerlingen al dan niet voor hun stage moeten betaald worden,
is al meer dan één keer gevoerd. Deze discussie is het aanknopingspunt om
te berekenen hoeveel de leerlingen verdiend zouden hebben indien de stage
als arbeid zou betaald worden.
De leerlingen weten uit gesprekken met hun ouders of vrienden dat niet alle
arbeiders hetzelfde verdienen. Ze weten dat het uurloon afhankelijk is van
het uitgeoefende beroep. Sommige leerlingen willen hier meer over weten. De
leerkracht inventariseert de vragen hierover en maakt met de leerlingen de
afspraak dat deze zullen meegenomen worden naar een volgend project over solliciteren
en sociale zekerheid. In het huidige project rond “stage doen” worden enkel
de eerste stappen naar loonberekening gezet:
- overzichtelijk noteren wanneer er gewerkt werd;
- berekenen hoelang er gewerkt werd;
- berekenen hoeveel er verdiend is als het uurloon gekend is
.
De leerkracht koos deze keer voor een strikt klassikaal geleide setting,
met demonstratie aan bord gevolgd door een individuele inoefening van elke
stap op een daarvoor bestemd werkblad.
Na het structureel aanbieden van het theoretisch kader, oefenen de leerlingen
in de loop van de volgende lessen individueel zelfstandig verder op eigen
tempo. De leerkracht stelde hiervoor een zelfstandig werkpakket samen. De
leerkracht geeft gedifferentieerde individuele hulp en feedback.
Het zelfstandig werkpakket werd opgebouwd volgens een stijgende moeilijkheidsgraad.
De leerlingen verbeteren hun eigen werk aan de hand van een correctiesleutel.
Om af te ronden wordt klassikaal besproken wat de leerlingen geleerd hebben,
wat ze moeilijk vonden en wat al goed gaat. De leerlingen formuleren situaties
waarin ze denken dat ze het geleerde later nog zullen nodig hebben en wanneer
ze gelijkaardige berekeningen nog hebben toegepast (vb. bij het berekenen
van de prijs van aankopen met de regel: “prijs van de aankoop = aantal x eenheidsprijs”).
2.2.7 Een bedankbrief schrijven en versturen
De leerlingen vertellen hoe ze op het stagebedrijf afscheid
hebben genomen van hun collega’s, van hun stagebegeleider en van de directeur
van de stage-instelling.
De leerkracht suggereert dat ze naast het lijfelijk bedanken
en de eventuele traktatie ook een bedankbrief kunnen schrijven. In deze brief
kunnen de leerlingen, naast een welgemeend dankwoord, aangeven dat ze een
vakantiejob in dat bedrijf willen doen, of dat ze bij een eventuele vacature
in aanmerking willen komen voor een echt arbeidscontract.
De leerkracht deelt een modelbrief uit en legt de bedoeling
ervan uit. Na een klassikale lezing duiden de leerlingen aan welke gegevens
zij willen veranderen en wat ze ervoor in de plaats zullen schrijven. Het
resultaat van deze denkoefening wordt klassikaal besproken.
De modelbrief staat op het schoolnetwerk. De leerlingen
zijn al vertrouwd met het PC-gebruik. De modelbrief kan dus op een snelle
manier opgeroepen worden. Terwijl sommige leerlingen werken aan het aanpassen
van de modelbrief op de computer, werken de andere leerlingen verder aan hun
werkpakket over loonberekening. Sommige leerlingen zijn wat ongeduldig en
willen hun bedankbrief zo vlug mogelijk afhebben. Ze kopiëren de modelbrief
naar een diskette en beslissen om hun brief thuis af te werken.
De leerkracht geeft, afhankelijk van de individuele vraag,
individuele hulp en feedback zowel voor het wiskundepakket als voor het schrijven
van de brief.
Na de zelfcontrole via de spellingscontrole printen de
leerlingen hun persoonlijke aangepaste brief.
Als de brief klaar is, maken de leerlingen de enveloppe
klaar. De leerlingen staan zelf in voor het versturen van de brief.
2.3 Evaluatie van het project door het schoolteam
Tussen maart en mei werd het project voortdurend bijgestuurd. Tijdens de
uitvoeringsfase werd op de opvolgingsklassenraden voortdurend gewaakt over
de goede gang van zaken en over de juiste afstemming van de doelen. Ook tijdens
informele momenten werden de zaken bijgestuurd.
Het is nu half mei. De stage is achter de rug. Op de agenda van de klassenraden
staat de evaluatie van het project rond stage doen en de evaluatie van de
stage zelf. De leerlingenvorderingen worden besproken en geregistreerd. Ook
het proces van de handelingsplanning wordt geëvalueerd. Het team bespreekt
wat goed ging en gaat na wat voor verbetering vatbaar is. De voorzitter van
de klassenraad grijpt nog eens terug naar het verslag van het project van
de vorige schooljaren, overloopt de opmerkingen en gaat na hoe het schoolteam
met de gemaakte opmerkingen rekening heeft gehouden.
2.4 Concrete doelen en ontwikkelingsdoelen GASV –OV3 in het project stage
doen
Het begeleidingsteam selecteerde in het
begin van het schooljaar een aantal decretale ontwikkelingsdoelen voor de
leerlingen uit de kwalificatiefase. Op geregelde tijdstippen worden deze ontwikkelingsdoelen
geconcretiseerd door er bepaalde leerinhouden aan te koppelen. Deze leerinhouden
worden gekozen uit de langetermijnplanning of sluiten aan bij de actualiteit. Ze
kunnen ook inspelen op de interesses van de leerlingen.
In volgend overzicht wordt weergegeven welke
concrete leerdoelen er werden geformuleerd voor het hele project of voor bepaalde
onderdelen ervan. De vermeldingen tussen haakjes verwijzen naar de decretaal
vastgelegde ontwikkelingsdoelen geïntegreerde algemene en sociale vorming
opleidingsvorm 3 die hiermee verbonden kunnen worden. Afhankelijk van de actuele
beginsituatie worden deze ontwikkelingsdoelen nagestreefd voor alle, voor
enkele of voor individuele leerlingen.
Concrete doelen voor het hele project over stage doen: (wat het GASV-gedeelte
betreft)
1 De leerlingen spannen zich in om de complexe opdrachten tot een goed
einde te brengen. (SEE 1, 2, 3, 6, 8,10,11,12,14) (LL 36 ->54)
Concrete doelen voor het projectonderdeel: “Hoe bereik
ik mijn stageplaats?”
2 De leerlingen situeren hun stageplaats op een stadskaart of
een stratenplan. (LL. 7, 18) (BZ 15) (TV 70, 71, 72, 74, 85)
3 De leerlingen vinden, via de traditionele informatiekanalen
en/ of via het internet, welke bus, tram, metro en/ of trein ze moeten nemen
om naar hun stageplaats te gaan. (LL. 16, 18) (BZ 15) (TV 70, 71, 72, 74, 85)
4 De leerlingen vinden, via de traditionele informatiekanalen
en/ of via het internet, de bus- , tram- en/ of treinuren om op tijd op hun
stageplaats te geraken of om naar huis terug te keren. (LL 16, 18) ( RV 20) (TV70, 71, 72, 74, 85) (BZ 15)
5 De leerlingen gebruiken hun zelfopgezochte informatie wanneer ze naar
hun stageplaats moeten gaan. (LL. 16, 21)
6 De leerlingen lichten hun verplaatsingsplan en het tot stand komen
ervan toe. (TV 35->68) (LL 31->35)
7 De leerlingen evalueren hun verplaatsingsplan en geven aan wat ze
eraan kunnen verbeteren. (LL 32, 52)
8 De leerlingen luisteren met respect naar de verslagen van hun klasgenoten.
(TV 3->28) (SEE 49)
9 De leerlingen contacteren de bevoegde instanties om aan de
gepaste informatie te geraken. (SEE 47) (LL 7) (TV 46)
10 De leerlingen gebruiken het internet of andere elektronische informatie
bij het opstellen van hun verplaatsingsplan. (BZ 11, 13)
Concrete doelen voor het projectonderdeel: “Het stagecontract
en het stagereglement”
11 De leerlingen verwoorden wat ze in concrete situaties die verband
houden met de stage moeten doen en laten.(TV 70, 71, 72, 75, 84, 85, 86, 87)
(BZ 1, 2, 4)
12 De leerlingen nemen de gewoonte aan om officiële documenten, zoals
het stagecontract en het stagereglement, goed te lezen alvorens hun handtekening
te zetten. (BZ 47) (TV 103)
13 De leerlingen verwoorden het belang van officiële documenten zoals
het stagecontract en het stagereglement. (BZ 46)
Concrete doelen voor het projectonderdeel: “Communicatievaardigheden
oefenen”
14 De leerlingen leven zich in de geschetste situaties in. (SEE 21, 22,
23, 24, 25, 26, 27, 28, 29)
15 De leerlingen spelen wat ze moeten zeggen en doen in bepaalde
situaties die verband houden met de stage. (SEE 44->63, 74) (VV 27, 28, 29, 32) (TV
35->44, 46->49, 51, 52, 54-> 60)
16 De leerlingen beluisteren de kritiek i.v.m. hun bijdrage aan het rollenspel
en zijn bereid met de geuite kritiek rekening te houden. (SEE 43) (TV 21)
17 De leerlingen beseffen hoe ze in de verschillende communicatiesituaties
hebben gereageerd en willen hun reacties bijsturen indien nodig. (TV 60) (SEE
52, 53)
18 De leerlingen hanteren een videocamera. (VV 33, 34)
Concrete doelen voor het projectonderdeel “Een stageverslag
maken”
19 De leerlingen vullen het stageverslagformulier in volgens de opgelegde
instructies. (TV 92) (BZ 13, 46, 47)
20 De leerlingen noteren op het stageverslagformulier begin- en einduur
van een activiteit. (RV 16, 53)
Concrete doelen voor het projectonderdeel “Zelfevaluatie van de
stage”
21 De leerlingen verwoorden hoe de stage verlopen is. (TV 35->48, 53->59, 61-> 64, 66, 68)
22 De leerlingen maken een zelfevaluatie over hun stage, aan de hand
van een daarvoor bestemde vragenlijst. (LL 32, 52, 57)
23 De leerlingen luisteren actief naar de ervaringen van hun klasgenoten.
(TV 25, 26, 29, 33, 65) (SEE 36, 41, 45, 46, 49, 53, 54, 58)
Concrete doelen voor het projectonderdeel “loonberekening”
24 De leerlingen berekenen hoeveel uren stage ze gelopen hebben, gebruik
makende van vroeger verworven strategieën. (RV 53, 54) (LL 22, 23, 24, 63,
64)
25 De leerlingen berekenen hoeveel ze zouden verdiend hebben indien de
stage “werk” zou zijn geweest, gebruik makende van vroeger verworven strategieën.
(RV 5) (LL 22, 23, 24, 63, 64)
Concrete doelen voor het projectonderdeel “een bedankbrief schrijven”
26 De leerlingen passen een modelbrief aan hun eigen gegevens aan.(TV
97, 102) (BZ 13)
27 De leerlingen spannen zich in om een verzorgde enveloppe te schrijven.
(TV 94, 95, 96, 102)
naar boven -
ga naar het volgende deel |