[an error occurred while processing this directive]


 

Infomap bij de ontwikkelingsdoelen Algemene en Sociale Vorming BuSO OV3
Deel 10: Lichamelijke opvoeding

1 Kerngedachten

Lichamelijke opvoeding (LO) wil een bijdrage leveren tot een harmonieuze opvoeding van de jongere en hem stimuleren tot levenslange bewegingsdeelname. De motorische vormingscomponent komt hier uitgebreid aan bod. Daarnaast bieden de lessen LO kansen tot waardeopvoeding waarbij het lichamelijk en geestelijk welbevinden een belangrijke plaats inneemt.

Meer dan in het gewoon onderwijs moet in het buitengewoon onderwijs gewezen worden op de voortdurende wisselwerking tussen de verschillende vormingscomponenten. Deze onderlinge beïnvloeding heeft rechtstreekse gevolgen voor het al dan niet bereiken van de doelstellingen. De ontwikkeling van motorische competentie is afhankelijk van de cognitieve mogelijkheden, maar geeft op zijn beurt ook impulsen voor de intellectuele ontwikkeling.

Deze invloed is er ook op de dynamisch-affectieve vormingscomponent. De betrokkenheid met het gebeuren is een belangrijke voorwaarde voor het bereiken van de gestelde doelen. LO laat jonge mensen groeien op motorisch, cognitief en sociaal-emotioneel vlak.

Naast een bijdrage leveren tot de totale persoonlijkheidsontwikkeling op vlak van kunnen (motoriek), kennen (cognitief) en zijn (dynamisch-affectief), wil de LO de motorische competentie, een gezonde, fitte en veilige levensstijl, een positief zelfbeeld en een goed sociaal functioneren stimuleren. De ontwikkelingsdoelen steunen op vier krachtlijnen, die rechtstreeks te maken hebben met motorische activiteit, of beweging. Deze krachtlijnen zijn: het verdiepen en verbreden van de motorische competenties, het verantwoord en veilig bewegen, het zelfstandig leren van de beweging en het reflecteren over het bewegen.

Een positief zelfbeeld en een goed sociaal functioneren

Via bewegingssituaties leren jongeren zichzelf en anderen kennen, accepteren en waarderen. Bij het uitvoeren van motorische taken leren ze samenwerken, elkaar helpen en steun verlenen. In de lessen LO wordt extra aandacht gegeven aan die activiteiten waar de leerling goed in is, waarvoor een zekere aanleg aanwezig is en waarbij succesbeleving mogelijk is. Vreugde, fierheid, voldoening ervaren bij de eigen vorderingen doet het zelfvertrouwen toenemen.

Tijdens groepsactiviteiten worden de leerlingen gestimuleerd om samen te werken, om elkaar te helpen en te waarderen. Het opbouwen van een positief zelfbeeld en het sociaal functioneren gaan hier hand in hand.

Belangrijk in de les LO is dat de leerling in zijn totale persoon wordt aangesproken en benaderd, rekening houdend met zijn specifieke kwaliteiten. 

Daarnaast biedt LO kansen tot een essentiële bijdrage op domeinen die rechtstreeks met de kwaliteit van het leven te maken hebben, niet alleen voor het heden, maar ook voor later en dit zowel op professioneel vlak als daarbuiten.

Het verantwoord en veilig bewegen

Bewegingsactiviteiten worden in het perspectief geplaatst van een gezonde levensstijl. Deze ontwikkelingsdoelen benadrukken ook het belang van hygiëne en veilig bewegen. Lichamelijke opvoeding laat leerlingen de nodige attitudes verwerven om een gezonde, fitte en veilige levensstijl na te streven en te onderhouden. Leerlingen leren risico’s voor gezondheid en veiligheid inschatten en vermijden. Het opbouwen van een attitude waarin bewegen een plaats krijgt in hun levensstijl is van grote waarde voor nu en later. Verantwoord en veilig bewegen houdt in dat de leerlingen in bewegingssituaties verantwoordelijkheid opnemen voor eigen en voor mekaars veiligheid door afspraken en regels na te leven.

Het verbreden en verdiepen van motorische competenties

Onder motorische competentie verstaan we het uitbouwen van de bewegingsmogelijkheden rekening houdend met de fysieke mogelijkheden van de leerlingen. In het BuSO OV3 wordt veel tijd besteed aan het verder ontwikkelen, het uitbreiden en het uitdiepen van motorische basisvaardigheden. Om dit te bereiken wordt gewerkt aan het onderhouden en verbeteren van basis­eigenschappen zoals uithouding, kracht, lenigheid, snelheid en coördinatie.

Verbreden en verdiepen van motorische competentie verwijst naar het niveau van uitvoering en de graad van beleving en beheersing van motorische competenties die gepaard gaan met activiteitsdomeinen zoals gymnastiek, dans en lichaamsbeweging, zwemmen, atletiek, bal- en slagsport, spel en sportspel en andere sporten.

Het zelfstandig leren van de beweging

De leerlingen leren individueel en in groep zelfstandig eenvoudige taken in welbepaalde bewegingssituaties oplossen. Zij kunnen nagaan of ze daarbij al dan niet vorderingen maken.

Het reflecteren over het bewegen

De leerlingen kunnen op basis van een beperkt aantal afgesproken criteria bij zichzelf en anderen aangeven waarom een bewegingsopdracht wel of niet lukt.

2 De ontwikkelingsdoelen, concretiseringen en voorbeelden

2.1 Algemene motorische competenties

Ontwikkelingsdoelen

Concretiseringen en voorbeelden

1  De leerling beheerst elementaire bewegings-vaardigheden zoals gaan en lopen, werpen en vangen, heffen en dragen, klimmen en klauteren, trekken en duwen, huppelen en springen, fietsen. (LO 1)

Heffen:
Bij het heffen en terug plaatsen van lasten de rug gestrekt houden en de benen buigen.

Dragen:
Bij het dragen de last zo dicht mogelijk bij de romp houden

Springen:
Hoogte en dieptesprongen, afsprongen van klimtouw of rek, steunsprongen over bok en kast.

2  De leerling ontwikkelt lichaams­eigen basiscapaciteiten zoals lenigheid, snelheid, kracht, uithouding, weer­stand. (LO 2)

Bij lenigheidoefeningen overdreven lendenbuigingen vermijden en de bekkengordel fixeren.

3  De leerling zet prikkels om in adequaat motorisch gedrag door een gepast antwoord te geven op auditieve, visuele en tactiele prikkels. (LO 3)

Motorisch gedrag in de vorm van een start bij lopen of zwemmen als antwoord op een fluitsignaal of een aanraking bij een estafette.

4  De leerling ontwikkelt oog-handcoördinatie, oog-voetcoördinatie en bilaterale coördinatie. (LO 4)

 

5  De leerling ontwikkelt even­wichtsgevoel op de grond en in de hoogte en behoudt of herstelt zijn evenwicht, stilstaand of in beweging. (LO 5)

Op de evenwichtsbalk verschillende standen op één voet uitvoeren met bijkomende arm- en rompbewegingen.

Na een sprong beheerst en in evenwicht neerkomen.

6  De leerling kent zijn lichaamsschema. (LO 6)

Duidt de lichaamsdelen bij zichzelf en bij anderen aan en benoemt ze.

7  De leerling beheerst de techniek om zich te ontspannen en zijn vormspanning te verbeteren. (LO 7)

Bouwt de intensiteit van een beweging bewust af.

Ervaart het contrast tussen spanning en ontspanning.

2.2 Specifieke motorische competenties

2.2.1 Dans en lichaamsbeweging

Ontwikkelingsdoelen

Concretiseringen en voorbeelden

8  De leerling is bereid tot en durft zich uit te drukken door middel van lichaams-expressie. (LO 8)

Dansvormen uitvoeren, gebruik makend van verplaatsingen, arm- en romp­houdingen.

9  De leerling voert een opgelegd ritme met handen, voeten, heupen uit en zet een ritmische beweging verder. (LO 9)

Op muziek stappen, lopen en huppelen.

Ter plaatse stappend arm of romp­bewegingen doorgeven.

10 De leerling voert een passenstructuur op een muzikale achtergrond uit. (LO 10)

Passen uitvoeren aangegeven door muziek, handtrommel, zang of handenklappen.

11 De leerling voert verschillende dansvormen uit. (LO11 )

Volksdans, sociale dans, jazzdans.

12 De leerling voert een opgelegde beweging gecontroleerd uit op aangeboden muziek. (LO 12)

Lopen, skipping, springen, galop.

Bewegen in rijen en kringen.

13 De leerling geeft uitdrukking aan verschillende stemmingen via lichaamsexpressie. (LO13)

Drukt vreugde, verdriet, angst en boosheid uit.

2.2.2 Zwemmen

Ontwikkelingsdoelen

Concretiseringen en voorbeelden

14 De leerling overwint tijdens de watergewenning zijn waterangst. (LO 14)

Beweegt zich zonder angst voort in water dat tot borsthoogte reikt, werpt en vangt een bal, klimt in een band, hangt drijvend aan een zwemplankje.

15 De leerling maakt zich een elementaire zwemstijl eigen. (LO 15)

Zwemt een lengte schoolslag of crawl.

16 De leerling past de aangeleerde technieken van gevorderd zwemmen creatief toe in verschillende situaties (crawl, schoolslag, rugslag). (LO 16)

25 m snel zwemmen, vertrekkend van uit een starthouding op de rand van het zwembad.

17 De leerling springt en duikt en zwemt onder water. (LO 17)

 

18 De leerling zwemt een opgelegde afstand om een brevet te behalen. (LO 18)

In schoolslag of crawl 100 m met gematigde snelheid kunnen zwemmen.

19 De leerling verwerft de vaardigheden voor reddend zwemmen. (LO 19)

Een reddersprong en eendenduik uitvoeren, een voorwerp van de bodem opduiken, met een luchtbel in een hemd drijven.

2.2.3 Atletiek

Ontwikkelingsdoelen

Concretiseringen en voorbeelden

20 De leerling voert een spurt en duurloop uit. (LO 20)

In een park, op een atletiekpiste of rond een voetbalterrein 15 minuten lopen op eigen tempo.

Uit stand of uit diepe starthouding individueel of in groep 50m sprinten.

21 De leerling kan ver- en hoogspringen. (LO 21)

Met een lange en versnelde aanloop en afstoot op één voet zo ver mogelijk springen in een zandbak.

22 De leerling ontwikkelt werpen en stoten in progressie. (LO 22)

Met een tennisbal na aanloop zo ver mogelijk bovenhands werpen.

Uit stand een medecine bal met twee handen van voor de borst wegstoten naar een partner.

2.2.4 Bal- en slagsporten

Ontwikkelingsdoelen

Concretiseringen en voorbeelden

23 De leerling neemt deel aan bal- en slagsporten zoals voetbal, basketbal, volley(net)bal, handbal, badminton, honkbal, tennis, tafeltennis, unihoc. (LO 23)

Op hun niveau deelnemen aan een grondvorm, een voorbereidende of een afgeleide vorm.

24 De leerling voert de specifieke basistechnieken uit eigen aan de verschillende bal- en slagsporten, individueel, met partner(s) en in groepsverband. (LO 24)

Vertrouwd zijn met verschillende taken in een ploegspel: aanvaller, verdediger, doelwachter, scheidsrechter.

25 De leerling verwerft spel­technische en tactische inzichten. (LO 25)

Aan de hand van een video-opname de techniek en tactiek bespreken van zijn favoriete sport en deze toepassen.

26 De leerling speelt een wedstrijd, rekening houdend met afgesproken spelregels. (LO 26)

Samen met de leerkracht de spelregels en af­spraken bepalen: terreinafba­kening, taak-verdeling, aantal passes, iedereen betrekken bij het spel, wenselijk gedrag.

2.2.5 Spel- en sportspelen

Ontwikkelingsdoelen

Concretiseringen en voorbeelden

27 De leerling verwerft de vaardigheden om zich te bewegen in ruimte en tijd die fundamenteel nodig zijn voor deelname aan spel- en sportspelen zoals tikspelen, loopspelen, balspelen, reactiespelen, estafette­spelen, coöperatieve spelen. (LO 27)

Op eigen niveau deelnemen aan een grondvorm van doelspel zoals voetbal, basketbal, handbal, korfbal en een terugslagspel zoals tennis, tafeltennis of voorbereidende en afgeleide vormen ervan.

2.2.6 Alternatieve – natuurgebonden sporten

LO leert jongeren ook respectvol omgaan met de natuur en het milieu. Daarom is het hier ook wenselijk ontwikkelingsdoelen te selecteren uit de rubriek milieueducatie.  

 

Ontwikkelingsdoelen

Concretiseringen en voorbeelden

28 De leerling neemt op een volwaardige wijze deel aan een beperkt aantal complementaire sporten of sportdisciplines zoals bowling, minigolf, schaatsen, paardrijden, petanque, muurklimmen, wielrennen, frisby, krachtbal, squash, fitness, aerobic, verdedigingssporten, gevechtsporten. (LO 28)

Weet activiteiten in de natuur zoals oriënteringsloop, wandeltocht, fietstocht, cano- of kayakvaren naar waarde te schatten.

29 De leerling brengt bij sportbeoefening in de natuur vol­doende respect op voor de natuur om haar niet te schaden. (LO 29)

Volgt enkel de toegelaten paden voor paardrijden en mountainbiking.

2.3 Gezonde en veilige levensstijl

LO leert jongeren ook een gezonde levensstijl aan en werkt aan hun sociaal-emotionele ontwikkeling. Daarom is het wenselijk ook ontwikkelingsdoelen te selecteren uit gezondheidseducatie. De volgende aspecten dienen hierbij aan bod te komen:

Fitheid:

De principes kennen en zich bewust zijn van de noodzaak van stretchen en warmlopen voor elke activiteit en deze spontaan toepassen.

 

Eigen fysieke toestand kennen en bepalen welke aspecten van fitness zij wensen te ontwikkelen in functie van een harmonische ontwikkeling of van prestaties in een sport of louter als beleving van eigen lichamelijkheid.

Hygiëne:

Door een ontsmettingsbad stappen voor het zwemmen.

 

Zich wassen of douchen na inspanning.

Over specifieke oefenkledij beschikken en ondergoed en bovenkledij verversen.

Veiligheid:

Valmatten plaatsen waar nodig.

Beveiligen waar nodig.

Niet langs de rand van het zwembad lopen.

Gepaste kleding en schoeisel gebruiken.

2.4 Zelfbeeld en sociaal functioneren

LO draagt bij tot het verwerven van een positief zelfbeeld en de verbetering van het sociaal functioneren van de jongeren. Daarom is het wenselijk ook ontwikkelingsdoelen te selecteren uit sociaal-emotionele educatie.

De volgende aspecten moeten hierbij aan bod komen:

realistisch zelfbeeld:

Via feedback van leerkracht en medeleerling prestaties op hun juiste waarde inschatten, hierdoor het leerproces versnellen en tekorten wegwerken.

sociale relaties:

Als lid van een groep verschillende taken vervullen: initiatief nemen, organiseren, bespreken, stimuleren, helpen, leiding nemen.

 

Kunnen omgaan met verschillen, zwakkere medeleerlingen betrekken en helpen waar nodig.

naar boven - ga naar het volgende deel